Lees

Zo min mogelijk suikers

Zo min mogelijk suikers. Tot een jaar geen patat en snacksauzen. Elke dag sowieso groente en fruit. Pas na acht maanden soepstengels en crackers. Vanaf een jaar één boterham met zoet, maar absoluut geen chocopasta of hagelslag. De kennismaking met ijs, taart en slagroom zou komen als de eerste verjaardag gevierd zou zijn. En snoep, dat zou pas gegeten worden als het kind twee jaar was. Phoe, wat wist ik het allemaal goed.

En toen kreeg ik een kind. Een kind dat allesbehalve gek was en net zo’n lekkerbek als zijn moeder. Zodra Mads kon tijgeren, ging hij zijn neus achterna. Regelmatig zette hij mijn geweten in werking als hij mij betrapte terwijl ik achter een kastdeurtje koek of snoep naar binnen werkte. Een gevoel dat ik in het begin nog prima kon afkopen met een soepstengel of een cracker.

De eerste zeven of acht maanden gingen goed. Totdat er een dag kwam dat ik hem groot genoeg vond voor een stukje Liga. Die simpele plakkerig versie zonder laagje wit, maar waar je kind wel in no-time helemaal onder van zit. Sinds die dag waren de smaakpapillen ‘zoet’ geactiveerd en was er geen weg meer terug. En waar ik in het begin mijn best deed het niet dagelijks te geven, werd het al gauw elke dag een halve. Nou ja, twee halve dan. ‘Oké nog eentje dan. Maar dat is echt de laatste hoor.’

Van de koekjes gingen we al gauw naar een broodje chocopasta (‘een boterham zoet per dag kan toch geen kwaad?’) En toen hij nog geen jaar was at hij z’n eerste patatjes (‘omdat het een speciale dag is’). Zonder mayonaise, dat dan weer wel. ‘Patat is eigenlijk gewoon aardappel toch?’

Alle artikelen over gezonde voeding, hoeveelheden groenten en fruit en vanaf welke leeftijd je je kind wel of geen zoetigheid laat eten hebben mij best wel eens onzeker gemaakt. Mads had namelijk een sterke voorkeur voor een heleboel, maar zeker niet voor broccoli of een uitgebalanceerde schijf van vijf.

‘Dit is echt je allerlaatste koekje’ (hoe vaak heb ik dat niet gezegd?) was vaak het beginpunt van een malende gedachtenmolen over of ik niet een aan suikerverslaafd monster creëerde. Maar al doende leert men. Ik weet nu dat Mads niet het enige kind is dat niet van spinazie, spitskool, witlof en boontjes houdt. Zijn broertje doet het ook niet, samen met heel wat andere kinderen in dit land.

Sinds Mads vier is gaat hij ineens meer proeven. Inmiddels eet hij zeven groenten in plaats van twee. Over dat zijn broertje amper avondeten naar binnen werkt maak ik me dan ook een stuk minder zorgen. Zeker niet omdat hij net als z’n broer gek is op fruit. Dat hij al voor zijn tweede af en toe snoep kreeg heeft hem geen slechtere eter gemaakt.

Eigenlijk vind ik dat we het best goed doen. Ondanks mijn mislukte healthy mama plannen van toen ik nog geen mama was. En zoals alles, is dit vast ook een fase. Op een dag vragen ze vast om de home-made groentenlasagna, maaltijdsalades en kipschotels. Als ze op kamers gaan of zo.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter