Natanja blogt over haar leven als moeder van een zoon van 11 en een dochter van 13. En over zichzelf natuurlijk 😉
Mam, mag ik me ziek melden. Ik wil hier niet zijn. Alsjeblieft mag het.
Mam, ik trek deze school niet.
Mam, ik moet echt van school wisselen. Wat doe ik hier.
De appjes die ik de afgelopen weken van dochter ontving, liegen er niet om. Het wennen op de nieuwe school gaat nog niet zo goed. Haar klas is van een ander kaliber dan de klas waarvan ze afscheid nam. Het imponerende gebouw voelt, zodra ze voet over de drempel heeft gezet, eerder bedreigend dan veilig.
‘s Avonds aan de eettafel komen de verhalen. ‘Ze gooiden vandaag met pennen en zelfs een wc-rol naar de docent. Ze ging de coördinator halen, die dan voor de klas komt vertellen dat we hier zo niet met elkaar omgaan.’ Ik kijk haar zo neutraal mogelijk aan. ‘En wat doe jij dan?’
‘Ja, ik lach toch ook wel mee. Ik vind het niet oké maar óók grappig.’ Ik prik in mijn eten en vraag voorzichtig: ‘Zou je je klasgenoten er ook op kunnen aanspreken?’
‘Ben je gek. En dan 15 fatbikes achter me aan krijgen aan het einde van de dag.’
Het valt even stil. Ik probeer mijn toon luchtig te houden. ‘Ben je bang voor ze?’
‘Nee. Maar dat soort dingen ga ik dus echt niet doen.’
Op elke hoek gebeurt wel iets
Een week later. We praten over drugs. Die middag zag ik een filmpje waarin een politieagente vertelde hoe het aanbieden van snus door criminelen wordt ingezet om jongeren te werven voor illegale klusjes. ‘Merk jij daar wat van op school?’
‘Nee, dat niet. Maar snus wordt veel gebruikt mam. En een jongen uit mijn klas dealt in vapes. En tegenover de school is het blow-veldje. Op elke hoek gebeurt wel iets.’
Weer een week later. Dochter speelt aan tafel na hoe haar klasgenoten zich gedragen en tegen elkaar praten. Ze pompt zich op, steekt haar kin in de lucht, krijgt ons allemaal aan het lachen. Een uur later vind ik haar in tranen, op haar bed. Haar bravoure is geweken. ‘Ze doen zó onaardig tegen elkaar mam. Ik wil morgen écht niet.’
De mentoren vervallen in stilte
Tijdens een vragenrondje op de ouderavond vraag ik aan de twee mentoren wat hun indruk is van deze klas, dat ik niet al te beste verhalen hoor. Ik weeg mijn woorden – ik zit per slot van rekening tussen alle ouders, die ik nog niet eerder heb gezien. De mentoren vervallen in stilte. Zo integer mogelijk antwoorden ze dat het een pittige club is. Dat acht nieuwe kinderen in de klas iets doet met de forming en vooral de storming-fase.
‘Lieverd, geef het nog even,’ zeggen we om de zoveel dagen. ‘Je zit er nog maar net. Ja, je hebt pech met je klas – maar je hebt gelukkig óók een vriendin gemaakt, en het contact met de meiden gaat toch best goed? En je haalt voldoendes nu, da’s toch best lekker. Misschien is het volgend jaar anders. Alles went, écht.’
Onze woorden klinken zelfs mij wat hol in de oren.
Geen reacties