Lees

Je moeder is een plopkoek

‘Kijk mam. Ik kan jouw billen laten bewegen.’ Mijn zevenjarige kijkt me gelukzalig glimlachend aan. Het is zondagochtend, ik heb gedoucht na een rondje hardlopen. De billen-beweeg-truc is een van mijn dochters favoriete bezigheden, naast slaan op billen, ertegenaan duwen, ze kussen of aaien. Dit doet ze als er kleren overheen zitten, maar het liefst als ze bloot zijn. Met haar toestemming deel ik het geheim van de truc in zeven eenvoudige stappen:

  1. Duw met twee handen tegen de onderkant van je moeders billen.
  2. Laat je moeders billen enthousiast weer los.
  3. Roep luid lachend: ‘het is echt grappig dat jouw billen dan weer naar beneden vallen! Net als een drilpudding.’
  4. Wees even stil en doe of je nadenkt. Zeg dan: ‘bij mij kan dat niet.’
  5. Tuur nog een tijdje ingespannen naar je moeders derrière, prik er met haar vinger in en zeg dan verwonderd: ‘Kijk. Hier heb jij allemaal bobbeltjes! Ik heb dat niet.’
  6. Negeer de licht geïrriteerde zucht van je moeder, net als de woorden: ‘Dat is zo als je ouder wordt.’
  7. Geef je moeders billen een knuffel.

Haar observaties over mijn achterwerk komen vaak op onverwachte momenten. Toen ze laatst weer eens achterop de fiets zat bijvoorbeeld. ‘Waarom hangen jouw billen eigenlijk over het zadel heen?’ vroeg ze geïnteresseerd. Of toen ik me aankleedde terwijl zij in mijn bed lag toe te kijken. ‘Waarom passen jouw billen niet in je onderbroek?’ Ze vindt het ook fijn om dagelijks allerlei verschillende benamingen van billen door het huis te roepen, daarbij gestimuleerd door haar tienerbroer. Reet is favoriet, maar kont scoort ook hoog, met de variaties kontslak en reetkever.

De tienerbroer is zelf overigens niet zo gefascineerd door billen, maar meer door wat eruit komt. Hij gebruikt het p-woord te pas en te onpas.

‘Otis wil je de hond even uitlaten?’
‘Poep.’
‘Otis hoe ver ben je met je werkstuk?’
‘Poep.’
‘Otis wat wil je vanavond eten?’
‘Poep.’

In een lollige bui wordt het repetoire uitgebreid met ‘poephoofd’, ‘scheet’ of ‘penishoofd.’ Een paar weken geleden kwam hij ineens thuis met een voor mij geheel nieuw p-woord: plopkoek. ‘Waar heb je dat nou weer vandaan?’ zei ik lachend, en ook wel blij met een p- woord dat niet te maken had met het menselijk lichaam. Licht gegeneerd gniffelend toonde hij een YouTube filmpje met een uit de kluiten gewassen kabouter Plop die zijn geplopperdeplop afwisselde met een portie scheldwoorden en de legendarische uitspraak ‘je moeder is een plopkoek.’ Met dank aan de beminnelijke Enzo Knol.

Niet alleen ik blijk een plopkoek, ook de hond en katten worden zo genoemd, net als zijn vader, al krijgt hij ook wel de titel minkukel. Nadat al drie weken lang minimaal vijftien keer per dag ‘je moeder is een plopkoek door het huis klinkt (afgewisseld met ‘wil je een glaasje plopmelk’) snak ik naar een ander p-woord. Mijn zevenjarige had de oplossing. ‘Kijk mam,’ zei ze toen ik weer eens onder de douche uitkwam. Als ik jouw billen omhoog duw en weer loslaat, ploppen ze eigenlijk naar beneden. Jij bent helemaal geen plopkoek!’ Ik knikte enthousiast. ‘Jij hebt een plopkont.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter