Kleuter, Lees

Koppie

Een bengel met de haren van een engel. Pepijn is in zijn hele leven één keer naar de kapper geweest. Zijn eerste anderhalve jaar op deze aardbol heeft hij kalend doorgebracht. Vooruit, niet helemaal kaal, er lagen een paar flinterdunne sprietjes over zijn ronde bolletje, maar dat was het. Wat was ik blij toen er ineens kleine krulletjes in zijn nek verschenen. Ik maakte er foto’s van en deelde ze met iedereen. ‘We moesten er even op wachten, maar dan komen er ook heuse krullen tevoorschijn!’

De krulletjes werden langer en langer. En zo lang als zijn haar werd, zo eigenwijs werd het koppie eronder. Knippen? Absoluut niet. Het moest zo lang worden als het haar van Rapunzel. Regelen we, knul. Ik was benieuwd tot welke lengte hij dat voornemen vol zou houden.

Maar Pepijn hield vol. Het kwam tot zijn oren, zijn kaak en het bereikte de onderkant van z’n nek. We deden er een ‘stoere mannenknot’ in, of ‘links een vlechtje en dan in het midden een knot en dan rechts een staartje en met deze elastiekjes, goed?’. Geregeld ging hij met twee staartjes naar school. In z’n glittertrui.

Tot hij zich bewuster werd van de reacties om hem heen.
‘Willen je dochters een plakje kaas?’
‘Huh, ben jij een jongen?’
‘Dag jongedames!’
Op een dag stond hij abrupt stil en liep hij terug naar de mevrouw in de winkel die de ‘jongedames’ zojuist vriendelijk begroet had. ‘Ik ben een jongeheer, hoor!’ sprak hij stevig en beende weg.

‘Ik wil m’n haar kort,’ zei hij een paar weken later. ‘Dan kan iedereen zien dat ik een jongen ben.’
Ik luisterde begripvol, ervan uitgaand dat het wel weer over zou waaien. Vergat ik mooi even dat als Pepijn iets in zijn hoofd heeft, dat er niet zomaar uitgaat.

Een paar dagen keek ik het aan. Weet hij het zeker? Ik wees hem een enkele keer op stoere kerels met lang haar. Ik zei dat het belangrijk was dat hij het zelf mooi vond. Hij wist het zeker.

Bij de kapper mag hij op de stoel met het stuurtje. Hij probeert mee te kijken, maar moet zijn hoofd stilhouden. Zijn blonde krullen vallen op de grond. Ik sta er met grote ogen naar te kijken en ik luister naar het raspende kggk kggk van de kappersschaar. Ik ben vergeten een foto te nemen, bedenk ik bedroefd.

Na ongeveer een kwartier staat er een jochie met kort haar voor me. ‘Wie ben jij?’ vraag ik verbaasd.
‘Ik ben Gerard!’ antwoordt hij triomfantelijk.

Ik mis Pepijn nu al.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter