Lees

Het gesprek

‘Dus Sinterklaas bestaat niet écht.’
Het zijn mijn laatste paar woorden van een heel betoog over de heilige Nicolaas van Myra die rond 300 na Christus leefde. En dat we die man eigenlijk elk jaar herdenken en dat we dat nu het sinterklaasfeest noemen. Ik kijk naar buiten, daar vallen de mussen van het dak, maar ik dacht dat het beter was om het grote nieuws nú te vertellen, anders zou Quin het misschien van andere klasgenootjes horen en dat wil ik niet.

Verschrikt slaat Quin zijn handen voor zijn mond. ‘Maar dat is een geheim die je echt nóóit aan kleine kindjes mag verklappen,’ fluistert hij samenzwerend alsof zijn kleine zusje nog in de kamer is.
Daarover had ík nog met geen woord gerept. ‘Hoe kom je daar nou zo opeens bij?’ vraag ik hem. Hij bleek het van zijn beste vriend te hebben. Zonder blikken en blozen zegt Quin dat ie dat al héél lang wist. Terwijl ik toch zeker weet dat de ouders van zijn beste vriend ook pas deze vakantie hem het ware verhaal van Sinterklaas hebben onthuld.

Quin gaat rechtop zitten, alsof ineens het kwartje valt. ‘Sinterklaas zag er ook elke keer heel anders uit, hè mama?’
Ik knik. ‘Ja, dat zag jij al toen je drie jaar was. Je was toen echt een beetje bozig, omdat de sinterklaas in het winkelcentrum er heel anders uitzag dan de sinterklaas op de televisie.’
‘Ja, maar dat zijn allemaal hulpsinterklazen, toch mam?’
‘Eh, ja….’ aarzel ik. ‘De echte,’ zeg ik terwijl ik met mijn vingers aanhalingstekens in de lucht maak, ‘die bestaat dus óók niet echt, hè?’ Ik ben me bewust hoe vaak ik het word echt gebruik.
‘Nee, dat is een acteur, mam’ legt Quin me uit. ‘Dat heb je net al uitgelegd.’ Hij lijkt het behoorlijk te snappen allemaal. Ik wist van tevoren niet hoe dit gesprek zou lopen, maar dat het zó makkelijk zou gaan, zonder paniek en boosheid, had ik niet bedacht. Eerlijk gezegd had er zelfs een beetje tegenop gezien. Opgelucht zeg ik tegen Quin dat we nu snel naar boven gaan. Het is al laat.

In bed blijkt het hele idee dat Sinterklaas niet bestaat toch nog niet helemaal ingedaald. Het is ook wel heel veel. Want het gaat niet alleen maar om die man met die mijter die hij de afgelopen jaren trillend en bevend een handje gaf, maar het gaat óók over de cadeautjes (en de lege cadeautjes die hij kreeg, omdat de Pieten er een rotzooi van hadden gemaakt op de boot) en de tekeningen, de wortels, het zingen voor de open haard en het kloppen op de deur.
‘Dus die acteurs, die de Pieten spelen, die brengen wel gewoon de cadeautjes, toch?’
Die vraag had ik niet meer verwacht.
‘En het paard heeft de wortels toch wel opgegeten?’
Hmmm.
‘En waar zijn mijn tekeningen dan? Die heeft Sinterklaas nu toch?’
Toch nog wel heel veel vragen voor een jongen die het leek te snappen. Ik ga er rustig voor zitten en neem elke gebeurtenis, elk voorval, elk detail nauwkeurig met hem door. Dat mijn broer een sigaretje ging roken bijvoorbeeld, en dat die dan stiekem naar de auto liep, waar de zakken met cadeautjes, die wij er allemaal al in hadden gedaan, en hij dan de gevulde zakken meenam en zachtjes bij de voordeur zette. En vervolgens heel hard op het raam klopte en snel wegrende. En ik vertel dat ik de wortels voor het paard heb opgegeten en het water aan de plantjes gegeven heb.
Quin buitelt van de ene verbazing in de andere.

Uiteindelijk gaat hij op zijn rug liggen, met zijn handen in zijn nek en staart naar het plafond. Ik zie een frons in voorhoofd verschijnen.
‘Wat is er Quin?’ vraag ik. Want ik snap dat hij best veel te verwerken heeft.
‘Ik vind het eigenlijk heel stom dat Sinterklaas niet bestaat!’
Ik kan niet anders dan dat beamen.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter