Lees, Tiener

Flipperkastbrein

Miloe heeft een dochter van 10 en een zoon van 14 over wie we al heel wat blogs hebben kunnen lezen hier op de club. Ze schrijft natuurlijk niet alleen over haar kinderen. Misschien gaat het eigenlijk wel meer over haarzelf.

‘De meeste fietsers die voor een rood stoplicht staan, kijken naar dat licht. Maar jouw brein ziet ook de brommer die naast je stopt, de vrouw met de kinderwagen die aan komt lopen, een hondje aan de overkant van de weg, de auto die remt. Alles komt even hard binnen en wordt samen een grote brei prikkels.’ 
De arts is even stil en kijkt mijn dertienjarige zoon aan. ‘Herkenbaar?’
‘Voor mij wel!’ roep ik enthousiast. Eindelijk iemand die omschrijft wat ik elke dag ervaar. ‘Alle geluiden geuren en kleuren hoor, zie en ruik ik even hard. Het is of ik een filter mis. Na een dag tussen de mensen ben ik uitgeput.’ 

De arts glimlacht beleefd en kijkt weer naar mijn tiener. 
‘Mwoh,’ zegt hij. ‘Niet echt. Ik wacht gewoon tot het groen wordt.’
‘Niet echt?!’ wil ik roepen. ‘Als iemand een kilometer verderop iets fluistert kan jij het verstaan, je hebt de ogen van een havik en al die prikkels komen er thuis met veel geschreeuw en slaande deuren uit.’ Maar ik zeg het niet. Hij is geen drie meer maar bijna veertien, en ik ben niet langer zijn woordvoerder.

‘Zit ADHD in de familie?’ Nu kijkt de kinderpsychiater naar mij.
‘Zeker,’ zeg ik. ‘Al heet dat bij ons niet zo. Bijna al mijn familieleden hebben net als ik een vrij beroep, we associëren ons de hele dag te pletter. Duw je ons in een systeem, dan worden we gek.’

Het consult bij de kinderpsychiater volgde maanden nadat mijn zoon de diagnose ADHD had gekregen. Jaren hadden we over het onderzoek getwijfeld, ik wilde geen label, hij was wie hij was: een druktemaker, grenzeloos, soms uitputtend, hoge pieken, diepe dalen en met de concentratiespanne van een garnaal. Maar na een paar maanden in de brugklas ging ik overstag. Misschien hielp een onderzoek hem en ons begrijpen waarom plannen en Franse woordjes leren zo ingewikkeld voor hem waren, zou het zijn middelbare schooltijd wat makkelijker maken.

Ik was met een ruk rechtop gaan zitten.

‘Denk na over medicatie,’ adviseerde de orthopedagoge die het onderzoek had gedaan. ‘Dan kan hij zich wat langer concentreren, wordt zijn impulsiviteit getemperd en is de kans groot dat zijn stemming en ritme gelijkmatiger.
Ik had mijn hoofd geschud. Geen pillen.
Twee maanden later vroegen we de huisarts om advies. 
‘Heb je last van de drukte in je hoofd?’ vroeg ze mijn zoon. 
Hij had zijn schouders opgehaald. ‘Mijn moeder vindt mijn cijfers slecht.’ 
Ik was met een ruk rechtop gaan zitten. ‘Niet waar!’
‘Denk je dat medicatie kan helpen?’ vroeg ze.
Hij haalde zijn schouders op.
‘Ik schrijf de lichtste variant voor, drie keer daags één pil.’

Het bleef door mijn hoofd spoken. Gaven we hem medicatie vanwege zijn cijfers? Alleen al de suggestie stond me zo tegen dat de pillenstrips wekenlang onaangebroken in de keuken lagen. Toen we er uiteindelijk mee begonnen, bleek het van korte duur: een puber met een flipperkastbrein drie keer daags een pil laten nemen is zoiets als dry january in een lockdown. Gedoemd te mislukken. 

De huisarts besloot over te stappen op de langwerkende variant: één keer per dag één pil. Er gebeurde waar ik zo bang voor was. Mijn druktemaker veranderde in een zombie. En zo zaten we nog eens drie maanden later bij de kinderpsychiater die voor een middenweg en een ander middel koos. Even leek het te werken, al zei de tiener zelf amper effect te merken. Reden voor de kinderpsychiater om de dosis op te schroeven. Vrijwel direct nadat ik ze had opgehaald, was daar de lockdown gevolgd door vakantie. De strips lagen weken onaangetast in de keuken.

‘Ze zijn toch voor mijn concentratie?’ zei hij verwijtend als ik af en toe een hint gaf. ‘Met gamen kan ik me prima concentreren.’

Ik laat het zo. Maar af en toe, op dagen dat mijn eigen hoofd vol watten zit, kijk ik naar de strips en denk aan het bericht van een moeder. We hadden op de basisschool eens contact gehad over de leerissues van onze kinderen. Haar dochter slikte inmiddels medicatie, ze schreef dat ze één keer stiekem een pil uit de strip had genomen. ‘Ineens had ik een kraakhelder hoofd en was ik de hele dag relaxt. Zo’n heerlijk gevoel.’ Ze vermoedde dat ze zelf ook ADHD/ADD had, of misschien was ze hooggevoelig en chronisch overprikkeld.
‘Interessant,’ schreef ik terug. ‘Misschien heeft mijn drukke zoon helemaal geen medicatie nodig, maar zijn overprikkelde moeder wel.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

2 Reacties

  • Reageer Agnes 8 januari 2022 at 18:24

    Herkenbaar. Mijn zoon is ook bijna veertien. Ook nu pas een label. En uitproberen van de medicatie. Ik heb ook zelf de pilletjes geprobeerd. Maar kreeg daar toestemming voor van de kinderpsychiater! K wilde weten wat ik mijn zoon gaf. Ook bij mij werkt het fantastisch….! Mijn zoon is nog zoeken. Ik vind hem savonds haast nog onhandelbaarder dan anders als de pillen zijn uitgewerkt…

  • Reageer Rina 9 januari 2022 at 08:54

    Hier een ADD’er en een vermoeden van een ADHD’er (is nog te jong voor diagnose) Er is een hoop rust ontstaan door als gezin suikerarm en zoveel mogelijk puur te eten De heftige symptomen zijn niet weg maar wel flink verminderd

  • Laat je reactie achter