Lees

Behapbaar

‘Mama?’
‘Ja?’
‘Hoe lang moeten we nog, mama?’
We zitten koud vijf minuten in de auto en zijn onderweg naar Frankrijk. Er liggen nog minstens 1100 kilometer voor ons.
‘Nog heel lang, schat.’  Ik houd het bewust een beetje vaag.
‘Maar ik wil het precies weten, mama.’

Om het leed van het lange rijden een beetje te verzachten had ik de reis in drieën geknipt. De eerste dag drie uur rijden, de tweede dag zes, en de derde dag weer drie.
Maar die informatie blijkt lang niet specifiek genoeg.

Dus wijs ik Quin op de navigatie waarop hij precies kan zien hoeveel kilometer we nog moeten en hoe laat we de eindbestemming zullen bereiken. Dat hoef ik geen twee keer uit te leggen. Vanaf dat moment houdt hij de navigatie nauwlettend in de gaten.

De rijkelijk gevulde organizer die aan de rugleuning van de autostoel bungelt, blijft onaangeroerd. De discman waar ik stad en land voor afzocht zodat Quin lekker naar zijn luisterboeken kon luisteren, ligt er werkloos bij. De tablet waar we films op gedownload hebben, blijft uit. Zijn auto’s en bussen waar hij anders zo lekker mee speelt, zitten nog in zijn rugtas. Zelfs het bakje met snoepjes voor onderweg blijven in het bakje.

Maar hij verveelt zich geen moment.
‘We moeten nog 578 kilometer vandaag, mam.’
‘Ik zie het, schat.’
Ik probeer hem nog uit te leggen dat als je er niet de hele tijd zo op let, dat het dan lijkt alsof de tijd sneller gaat. Maar daar heeft hij duidelijk geen boodschap aan. Los van het feit natuurlijk, dat het onmogelijk is dat iets zomaar sneller kan gaan, geeft deze wetenschap hem duidelijk rust. Door precies te weten hoeveel kilometer en hoeveel uur er nog resten, heeft Quin zélf een manier bedacht om deze lange rit behapbaar te maken. Ik krijg een brok in mijn keel.

Het enige wat nog onduidelijk blijft, is hoelang we al in de auto zitten.
‘Hoe lang is het geleden, mama, dat we vanochtend zijn weggegaan, mama? Een klein uurtje geleden? Of langer geleden?’
Ik geef hem braaf antwoord.
Elk uur draait hij zijn time-timer op 60 minuten.
‘Alweer een uur voorbij, hè, mama! Wat gaat de tijd zo snel, hè?’

Zonder dat er erg in heb, zet ik we zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal in, ruim vóór we er zijn.
Waarop Quin er breed lachend aan toevoegt: kontje blauw, piemeltje wit, we moeten nog een hele rit.
‘178 kilometer om precies te zijn. Maar dat is toch niet bijna, mama?’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter