Kleuter, Lees

Barst

‘Hè, rotkind!’ Ik zeg het. Net voor ze zich omdraait, zie ik hoe er iets breekt in Lieves ogen. Ze rent weer naar binnen om haar fietssleutel te pakken. Ik pers m’n lippen op elkaar en sla m’n ogen neer.

Ik had het kunnen zien aankomen. Pepijn was moe toen hij uit school kwam. “Zullen we baby’tje spelen?” vraagt hij dan en dan moet ik hem op schoot nemen en wiegen en kruipt hij zo dicht mogelijk tegen een borst aan. Hij noemt het ook wel eens ‘verandertje’, wat betekent dat hij in een babykonijn, babypoesje of gewone baby verandert. Die overigens allemaal dezelfde behandeling wensen. Ook Lieve was moe en vroeg om krentenbollen.

Maar er moeten nieuwe sandalen gekocht worden en dat moet vandaag. Dat had ik bedacht vanochtend en hoewel ik mijzelf een goed improvisator vind, wijk ik soms erg moeilijk van m’n plan af. Ach, als we gaan eten, gaat het vast wel beter, hou ik mezelf voor. We eten bananenpannenkoekjes en een chocopasta-banaan-tosti. “Gezellig hè?” zeg ik. Pepijn prikt lusteloos in een paar blauwe bessen. Lieve had eigenlijk toch graag ook pannenkoekjes gewild. Pepijn moet voor de tweede keer plassen. Ik zucht.

“Kom, die mevrouw wil even je voet meten.” Pepijn hangt onderuitgezakt in het stoeltje van de schoenenwinkel en steekt een lamlendig voetje naar voren. “Ook even gaan staan, schat.”

Lieve vindt het flauw dat ze van mij niet met de poppenwagen uit de speelhoek door de winkel mag crossen en Pepijn wil een ballon. Ze krijgen er twee. Lieve kan ze zelf opblazen, Pepijn niet. Met een grote pruillip kijkt hij naar het rode stukje rubber in z’n hand. Dan moeten ze van mij in de fietsmand.

En nu moeten we naar zwemles. Zwemvestje van de hanger getrokken, zwembroekje zoeken in de wasmand, handdoek net iets te groot opvouwen, in de tas proppen, lukt niet, proberen op een wat rustigere manier de boel opnieuw te vouwen, ‘hup, sandalen aan jullie!’ roepen. Er zit een sterretje in m’n geduld en het glas begint te barsten.

Dan sta ik met mijn fiets aan de hand, m’n mand gevuld met een uitpuilende zwemtas, Pepijn met halfopen oogjes achterop en wacht ik op Lieve die per se haar nieuwe schoenen aan wil. Als ik nog eens ‘schiet nou toch eens op!’ roep, komt ze aangerend en trekt de deur achter zich dicht.
“O, m’n fietssleutel!” roept ze dan.

Dan breekt m’n glas. De scheuren schieten over de hele ruit.
“Hè, rotkind!” spuw ik. Rinkelend valt het in diggelen. M’n glas, haar ogen. De scherven doen pijn.

Ze fietst naast me, trapt hard en veegt de tranen uit haar ogen. Ik zoek in mijn hoofd naar wat ik moet zeggen, maar mijn woorden laten me in de steek.

“Ik vind het echt heel erg dat je rotkind tegen me zei,” snift Lieve dan, met een verrassend stevige stem. Ze is boos. En terecht.
“Ja,” zeg ik. “Ik vind het ook heel erg dat ik dat zei. Dat wilde ik helemaal niet. Ik had dat niet moeten doen, sorry.” Ik probeer alles in mijn stem leggen, schuld, boete, begrip, liefde.
“Als we er zijn, moet je me maar een dikke knuffel geven om het goed te maken.” zegt ze dan.

Bij het zwembad vallen we elkaar in de armen. Ik prevel ‘sorry, sorry, sorry’ in haar haren en wacht tot ze me loslaat.

Het maakt me niet meer uit hoe laat we zijn. Ik knuffel haar zo lang als ze wil.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

1 Reactie

  • Reageer Kelly 28 juni 2019 at 13:04

    Zo herkenbaar.. au! Mooi geschreven.

  • Laat je reactie achter