Lees

Zwemmen

Natanja blogt over haar leven als moeder van een dochter van tien en een zoon van acht. Ze zijn net terug van vakantie. Waar ze geconfronteerd werd met zichzelf.

Als kind was ik een waterrat. Of het nu 18 of 28 graden was, ik lag in het water zodra dat kon. In zee waande ik me een dolfijn, in zwembaden een schoonzwemster. Ik koprolde en handstandte dat het een lieve lust was. 

Mijn moeder koprolde niet bepaald door de golven. Als kind vond ik dat nogal tuttig. Ze hield van zwemmen, maar liever werden de haren en vers gestifte lippen niet nat, en ze sputterde over iedere mogelijke spetter in haar ogen. ‘Niet in m’n vaarwater!’ galmde het over het wateroppervlak- wee je gebeente als ik te dichtbij kwam. Ik nam me voor: als ik moeder ben, word ik nooit een tut.

Dertig jaar later, zomer 2021, laat ik me in Frankrijk aan de rand van het campingzwembad langzaam in het water zakken. Er spontaan induiken doe ik niet meer, ik zie mezelf al achterover klappen en met een hernia naar huis afgevoerd worden. Daarbij heb ik geen zin in chloorharen, klodders mascara in m’n ogen en zwem ik graag met zonnebril want dat licht is zo fel. Onder water zwemmen vind ik mwah. De tut die ik nooit zou worden, heeft zich in volle omvang aangediend. 

Als alternatief voor het zwembad brengen we ook een aantal dagen door aan de Dordogne. Geamuseerd kijk ik vanaf het strandje toe hoe mannen en vrouwen van verschillende leeftijden en gewichtsklassen zich op een zwemband door de rivier laten drijven, voortgestuwd door de sterke stroming. Na hun tocht lopen ze vaak vast in de ondiepten, waarna de meerderheid omgekeerd met band en al in het grind eindigt en zich met kleine kreetjes en een hoop gesteun omhoog laat hijsen. Mij niet gezien. 

Totdat mijn kinderen voor de vijfde keer gierend van de pret op hun banden voorbij waaieren en mijn man naar ze roept: ’inleveren die banden! Ik ga met mama!’ Ik sputter tegen, mompel iets over afdrijven en tegen de pijlers van de brug verderop te pletter slaan, dat ik nooit meer uit zo’n ding kom en me veel te bewust ben van iedereen die toekijkt, maar het is tegen dovemansoren. Mijn man duwt me een roze donut in handen en trekt me over de oever mee stroomopwaarts. 

Goed dan. 

Nog wat huiverig hurk ik boven het ijskoude water, plant mijn derrière in het gat en zoek mijn evenwicht. En ja hoor, daar ga ik. Als een godin in Frankrijk zwaai ik naar de mensen op het strand. Ik weet het ding zelfs aan het einde van de rit zo te sturen dat ik ideaal uitkom. Geheel volgens het plaatje in mijn hoofd wil ik gracieus uit mijn band stappen. Dat mislukt. Ik rol om, val op m’n knieën, krijg de donut op m’n achterhoofd maar weet als een feniks uit het water te herrijzen. Voor de voeten van mijn kinderen. ‘Lekker mam!’ zegt mijn zoon. ‘Goed bezig!’ beaamt mijn dochter. ‘Dat was leuk!’ roep ik.

Blakend van enthousiasme waad ik terug richting mijn handdoek. Ik besluit: ik negeer vanaf nu de tut in mij. Vandaag zwierde ik op een donut, morgen neem ik een duik in het zwembad. Zonder mascara. 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter