Nannette is moeder van een eigenwijze peuter en van twee kindjes die niemand ziet, omdat de zwangerschappen eindigden in een miskraam (maar als je het haar vraagt is ze gewoon mama van drie). Ze is ook schrijver en theatermaker en schrijft hele mooie blogs met een lach en een traan, onder andere over haar verlies. Fijn dat we deze, over haar tweede miskraam, hier mogen delen.
“Ooit liepen we hier in trouwkleren, toen stonden hier heel veel blije mensen,” zeg ik tegen m’n man. We lopen over het plein richting de ingang van het stadhuis. Toen stond hier zo’n beetje iedereen van wie we hielden, nu zijn we met z’n drieën. M’n man, onze dochter en ik.
De draaideur staat in de saaie stand, hij draait niet maar laat ons door de schuifdeurenoptie in het midden naar binnen. Binnen worden we begroet door de desinfectiepaal en de aanmeldzuil. Het enige leuke aan het overal desinfecteren van onze handen is hoe vrolijk m’n anderhalfjarige kind ervan wordt.
M’n man checkt ondertussen in, de aanmeldzuil print ons wachtnummertje. Hij geeft het aan mij, ik lees wat erop staat. Ik had van tevoren via de website van de gemeente een afspraak gemaakt, daarom weet het systeem waarvoor we komen.
“Kijk,” zeg ik. “Het allertriestste wachtnummertje ooit.”
Onder het getal staat in dikke letters: Aangifte geboorte levenloos kind.
Ik wist niet dat je zo’n klein kindje al zo mooi kon vinden
Soms is het spannend om al m’n kinderen m’n kinderen te noemen. Ik heb er drie, maar ik heb er één.
“Is het je eerste?” werd me vaak gevraagd vlak voor het zwangerschapsverlof voor de komst van m’n dochter.
Wat ik dan zei: “Ja.” Wat ik dan dacht: “Nee. Dit is m’n tweede. M’n eerste verloren we tijdens de zwangerschap. Met 16 weken, maar eigenlijk met elf, want toen stopte het met groeien. En voor sommige mensen heet dat dan alleen een miskraam, maar voor mij is het vooral het allerkleinste kindje dat ik ooit gezien had en ik wist niet dat je zo’n klein kindje al zo mooi kon vinden. Ik vind het moeilijk om ruimte op te eisen voor hoeveel ik van dat kindje houd, en ik weet niet of jij dat begrijpt want ik wist ook niet dat dat nodig was tot het me overkwam. En sommige mensen, waaronder ik zelf soms, vinden dat je het niet zo erg moet vinden, want dan is het verlies niet zo verdrietig. Maar dan loop je ook alle liefde voor dat kindje mis, dus ik doe m’n best te erkennen hoe erg ik het vind.”
Die erkenning wordt geholpen door de mogelijkheid om je levenloos geboren kind, hoe klein ook, aan te geven bij de burgerlijke stand.
Ploing. A491 verschijnt op een scherm. We mogen naar balie 6.
“Jullie komen aangifte doen van een levenloos geboren kindje,” zegt de vrouw achter de balie.
“Ja,” zeg ik.
“Hoe oud was het kindje?”
“Twaalf weken.”
“Dus het was eigenlijk een miskraam?”
“Eh, ja.”
“Hebt u een formulier van de verloskundige?”
Ik geef haar het papier.
“Ja wat zal ik zeggen…” begint ze.
Ik denk: “Is er een probleem? Kunnen we het toch niet aangeven? Zijn we te laat?”
“…wat verdrietig.”
Oh.
“Ja,” beaam ik.
“Ik moet hier invullen… Jullie weten zeker niet of… Het geslacht?”
“Tja, we denken een jongen, want zo zag het eruit,” zeg ik.
“Aha. Maar er heeft geen dokter naar gekeken,” zegt ze.
“Nee.” Ik twijfel, kijk naar m’n man. “Wat wil jij?” vraag ik.
“Van mij mag er wel jongen ingevuld worden,” zegt hij.
“Ik heb liever onbekend,” zeg ik. Het zal per ongeluk toch een meisje zijn, ik wil me niet steeds afvragen of het wel goed in het register staat. “En het maakt eigenlijk ook niet uit,” redeneer ik. Dat doet het wel, maar we kunnen er zo weinig aan doen.
“Het heeft verder ook geen consequenties,” zegt de mevrouw.
Niet voor het systeem nee.
Ze vult in: geslacht onbekend.
“Wat is de naam?”
“Sam.”
“O ja, dat is voor een j… o nee, dat kan ook voor een meisje.”
“Ja.”
De vrouw vult in wat ze in moet vullen.
“We hebben ook nog ons trouwboekje meegenomen.”
“O, jullie hebben overal aangedacht.”
“Ja, het is niet onze eerste keer,” denk ik terwijl ik het aan haar geef. Ze bladert naar de juiste pagina’s en vult de gegevens in.
In het boekje is ruimte voor vier kinderen.
Drie van de vakjes zijn nu ingevuld: Jip, onze dochter, Sam.
Op de laatste bladzijde is ruimte voor twee overleden kinderen.
Jip, Sam.
Meer passen er niet in.
Binnenkort ook te zien: Mis, de voorstelling
Nannette Poortinga maakt de kleinkunstvoorstelling Mis. Na een blijde zwangerschap, die eindigt in een miskraam, gaat ze tussen al het verdriet op zoek naar hoop en humor. Ze vindt schoonheid in de lelijkste ziekenhuiskamers, bijzondere reacties van de gewoonste mensen, de grap als er ogenschijnlijk weinig te lachen valt. Ze deelt haar gevonden schatten met haar publiek in ongemakkelijke scènes, oprechte liedjes en eerlijke verhalen. Soms met gêne, maar altijd oprecht. Haar observaties bieden haar publiek een ander perspectief dan ze gewend zijn. Ze geeft met gevatte zinnen ernstige thema’s lucht. Ze neemt het publiek mee in een verhaal van angst om te falen en toch een hoopvolle poging wagen.
Op 2, 3, 4, 5, 8 en 9 september is deze voorstelling te zien in theater de Roode Bioscoop, kaarten zijn te krijgen via https://amsterdamfringefestival.nl/programma/mis/.
1 Reactie
Mooi, heel herkenbaar en lastig tegelijk. Ik ben 17 jaar verder en vind het nog altijd een lastig keuze moment wanneer iemand vraagt; heb je 1 zoon/kind?. Niet lastig voor mijzelf, ik heb heel duidelijk 2 zonen maar lastig voor de ander. Want zelden zie je iemand zo hard schrikken of ongemakkelijk worden als je moet uitleggen dat je eerste zoon is overleden. Dan is het soms makkelijker om te ‘liegen’ ook al doet dat pijn.