Lees

Zwart plaatje

‘Mam. Waarom heb jij niet zo’n zwarte foto op je insta gezet?’

Mijn 12-jarige kijkt me vragend aan. Fijn zo’n kind dat de sporen van zijn moeder op social media nagaat.

‘Ik heb erover gedacht, maar ik wilde niet iets eenmaligs doen, omdat iedereen het doet.’

‘Vind je het geen goede actie?’

‘Jawel. Maar ik denk dat racisme ingewikkelder is dan een zwart plaatje posten.’

We hebben net het Jeugdjournaal gekeken waarin twee donkere meisjes van zijn leeftijd vertelden wat ze dagelijks zoal naar hun hoofd geslingerd krijgen: zwarte piet, poep, aap. ‘Nou ja! Wat afschuwelijk!’ had ik ontzet naar de tv geroepen. Ik realiseerde me weer hoe weinig ik, wonend in een witte wijk, te maken heb met discriminatie. Een keer, jaren geleden, speelde mijn oudste bij een vriendje in een ander deel van de stad. Na afloop vertelde hij dat een groepje grotere kinderen in de speeltuin twee donkere jongens had uitgescholden voor apen die terug moesten naar hun eigen land. Ik had ongelovig gereageerd, geroepen dat dat echt heel erg was.

‘Je hebt er toch wel wat van gezegd?’ vroeg ik.

Hij had zijn hoofd geschud, hij had het niet gedurfd, de jongens waren veel groter. ‘En sterker,’ piepte hij. Ik was even stil. Natuurlijk had hij niks gezegd, hij was pas zeven jaar.

‘Wat vond je ervan, dat die jongens dat zeiden?’ had ik daarna gevraagd.

‘Ik vond het zielig,’ zei hij. ‘En ik snapte het niet, ze zijn toch al in hun eigen land?’

We filosofeerden daarna over de scheldende kinderen, over hun ouders en of die ervan zouden weten, of zij misschien aan de keukentafel ook onaardige dingen zeiden over mensen met een andere kleur of geloof. Want hoezeer alles in mij ook in opstand komt tegen racisme en ongelijkheid, ik weet ook dat het oordeel goed en fout vaak complexer is dan we denken. Dat haat ergens begint, en dat daar ook aandacht voor moet zijn.

‘Mijn moeder zegt dat ik niet moet reageren op scheldwoorden,’ zei het donkere meisje in het Jeugdjournaal.

‘Ik keek altijd naar de grond en deed of ik de kwetsende grappen niet hoorde,’ las ik in een interview met een gekleurde speler van het Nederlandse hockeyteam. Ik denk aan mezelf, jaren geleden tijdens een reis door Afrika. Ook ik keek naar de grond, uit schaamte voor mijn rijkdom. Mijn reisgenoot M, intussen mijn man, kletste en voetbalde met iedereen, vroeg de jonge gidsen naar hun wensen en dromen. En terwijl hij mensen liet stralen omdat hij ze zag, deed ik, met al mijn goede bedoelingen, of ze niet bestonden.

‘Je insta zwart maken is mooi,’ zeg ik tegen mijn zoon. ‘Maar er is volgens mij nog iets veel belangrijkers. Iets wat ik ook lang niet deed.’

‘Wat dan?’ vraagt hij.

‘De ander in de ogen kijken. Vragen stellen.’

‘Wat voor vragen?’

‘Hoe het voelt om gepest, uitgescholden of buitengesloten te worden bijvoorbeeld. En hoe het voelt om te pesten, uit te schelden, buiten te sluiten.’

‘Ook als de kinderen die dat doen groter zijn?’

‘Jij bent ook groot,’ antwoord ik. ‘En sterk.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter