Lees, Peuter

Piekeren

Hielden we vanmiddag bij opa en oma echt 1,5 meter afstand? Had ik dat gebakje niet beter met een taartschep in plaats van mijn handen op het bord kunnen leggen? En nu we het er toch over hebben… valt dat raspje in m’n keel ook onder ‘milde verkoudheidsklachten’?  

Het is slechts een greep uit de gedachtes die sinds de komst van corona door m’n hoofd razen. Ze poppen het liefst ’s nachts op, want in het donker piekert het zo lekker. Meestal gevolgd door de overtreffende trap van worstcasescenario’s. Dan ben ik er heilig van overtuigd dat mijn ouders deze pandemie niet overleven, dat Benja als hij ooit naar het ziekenhuis moet niet geholpen kan worden omdat alle afdelingen vol liggen en al het zorgpersoneel binnen nu en drie dagen met een burn-out thuiszit en dat ik – onbewust en onbedoeld – toch dat lieve oude vrouwtje in de supermarkt heb aangestoken. 

Piekeren an sich is voor mij niets nieuws. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit compleet zorgeloos door het leven ben gegaan. Enige verschil is dat ik er de ene keer voor uit durfde te komen en de andere keer alles voor mezelf hield, mijn angst gevangen onder mijn veilige dekbed. Ik heb inmiddels van alles ondernomen om ervanaf te komen. Ik ontleedde tijdens een mindfulnesscursus een rozijn, om me te leren focussen op het ‘nu’. De meest bekeken afbeelding op mijn telefoon is het tegeltje waarop staat Men lijdt het meest aan het lijden dat hij vreest, om me eraan te helpen herinneren dat bijna niets waar ik me druk om maak, daadwerkelijk gebeurt. Ik bombardeerde de slechtszittende stoel in huis tot ‘piekerstoel’ waarop ik dagelijks een kwartier los kon gaan. En ik gooide al mijn opgeschreven angsten al meerdere malen in het vuur, water of de lucht om er zo symbolisch afscheid van te nemen. 

Lange tijd werkte het. Tot deze pandemie ook ons land binnendrong. Want zo’n virus waarbij niemand kan voorspellen hoe heftig het bij ieder persoon uitpakt en totaal onduidelijk is hoe en wanneer we hier weer uitkomen, is voor piekeraars als olie op het vuur. 

Als ik ’s ochtends probeer met ademhalingsoefeningen en yogahoudingen de paniek uit mijn lijf te verdrijven, vraagt Benja wat er is. Ik probeer hem in Jip-en-Janneketaal duidelijk te maken waar ik zo bang voor ben. Om me er vervolgens weer druk om te maken of ik hiermee niet mijn angst op hem projecteer. Die kans geeft hij me niet en zegt: ‘Maar mama, dat is toch allemaal nog niet gebeurd? Dan hoef je nú toch ook niet bang te zijn? Ja mama, zo simpel is het. Poepie simpel.’ 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

1 Reactie

  • Reageer Jolanda 17 november 2020 at 20:56

    Heel herkenbaar. Je eerste alinea had ik kunnen schrijven. Bedankt voor deze blog, voelt dan toch iets minder alleen in deze angst. En wat fijn dat je zoontje je zo ‘simpel’ geholpen heeft. Kinderen hebben stiekem zoveel wijsheid in zich 🙂

  • Laat je reactie achter