Sinds twee weken ben ik weer aan het werk. Ik heb twaalf weken van mijn meisje genoten thuis, maar het werkende leven gaat weer beginnen. Twee dagen in de week gaat ze naar de dagopvang en nu mag ze een ochtend komen ‘wennen’.
Terwijl mijn dochtertje nog onwetend in de kinderwagen ligt, wordt mij alvast De Routine uitgelegd. Eerst moet ik haar naamkaartje uit een kaartenbakje pakken en het naamkaartje aan een grijs plastic bakje clippen. In het grijze bakje moeten de attributen van onze dochter: haar speentje en reservekleertjes in geval van ernstige spuugvlekken na het voeden of overstromende luiers. In het aangrenzende keukentje mag ik haar flesjes in de koelkast zetten.
“Heb je er een naamstickertje opgedaan? Dan krijgt je dochter niet de melk van iemand anders.”
“Eh, nee.”
“Zet ze maar aan de linkerkant neer, dan onthoud ik het wel.”
Ik knoop mezelf in m’n oren dat ik er de volgende keer stickers op plak.
“Dan ga ik haar nu uit de wagen pakken. Zal ik haar meteen weer in bed leggen?”
Ik kijk mijn lief aan. Het lijkt ons een goed idee. We hebben haar wakker moeten maken toen we weggingen en ze ziet eruit alsof ze ieder moment weer lekker in slaap kan vallen.
“Zeg haar maar gedag,” zegt de leidster. Ik geef mijn dochter een kus op haar bolle wang.
“Nou, dag meiske. We komen je zo weer halen.”
Ze kijkt niet naar mij, maar naar de leidster. Even overweeg ik of ik meer in haar gezichtsveld zal hangen, maar ik doe het niet. De leidster loopt met haar weg. Ik sta nog even voor me uit te kijken. Het liefst had ik nog duizend instructies gegeven, maar daar krijg ik de kans niet voor.
“Nou dag!” zeg ik nog een keer, maar niemand hoort het nog.
Voor het eerst ben ik in mijn eigen huis zonder haar. Mijn lief zingt een liedje van Bløf: “zal ze lachen, zal ze huilen…” Ik kijk hem vernietigend aan. “Zal ze huilen…” zingt hij nog eens. “Niet doen.” zeg ik.
Na een paar uur mogen we haar weer halen. Voorzichtig loop ik het verblijf binnen. Ik zoek alle kindjes af. Even ben ik bang dat ik mijn eigen kind niet zal herkennen en aan een onbekende baby zal vragen of ze het leuk heeft gehad, maar ik zie haar gelukkig meteen. Een andere leidster dan vanochtend heeft haar vast en geeft haar de fles. Aan haar natte, rode oogjes zie ik dat ze daarvoor heeft gehuild. Ik wil haar het liefst uit de handen van de leidster trekken en tegen me aandrukken, maar in plaats daarvan houd ik mijn handen op mijn rug en vraag hoe het allemaal ging. Ze had heerlijk geslapen en heeft de fles gekregen. Ze is een makkelijk meisje, wordt me verteld.
Ik krijg een mini-multomapje mee waarin staat wanneer ze geslapen en gedronken heeft. Nu moet De Routine van vanochtend in de omgekeerde volgorde weer worden afgelegd en dan gaan we naar huis.
Ze lacht vrolijk als ik haar jas aandoe en haar in de kinderwagen leg.
“Tot volgende week!” zeggen de leidsters enthousiast.
De weg naar huis kan ik mijn ogen amper van haar afhouden en ik krijg een brok in mijn keel. Wennen is niet voor het kind. Wennen is voor de moeder.
2 Reacties
lesbian couple
[…]always a major fan of linking to bloggers that I love but do not get a lot of link like from[…]
[…] Ik zou me niet zo druk maken over het juiste babymatrasje, ik zou mijn kroost gemakkelijk naar de kinderopvang brengen en geduldig mijn kinderen naar zindelijkheid loodsen. […]