Lees, Zwanger

Wachtkamer

Nannette is moeder van een eigenwijze kleuter en van drie kindjes die niemand ziet, omdat de zwangerschappen eindigden in een miskraam. Ze is ook schrijver en theatermaker en schrijft hele mooie blogs met een lach en een traan.

Alsof er op m’n voorhoofd staat ‘deze is niet helemaal in orde’. Dat gevoel heb ik, de allereerste keer dat ik plaatsneem in de wachtkamer van de afdeling Psychologie in het ziekenhuis. Ik kies een stoel,
ga zitten,
sta weer op,
haal een bekertje water uit het koffie-automaat (ik ben zwanger, geen caffeïne voor mij, ben je gek),
ga weer zitten,
zoek een houding.

Iedereen doet heel normaal. De receptioniste is vriendelijk, de paar andere wachtende patiënten, twee mannen en een vrouw van middelbare leeftijd, zitten heel normaal in hun stoel. Alsof er niets aan de hand is. Ziet dan niemand die lichtbak boven m’n hoofd met de woorden ‘er is iets met deze’?

Ik houd niet van wachtkamers.

Ik houd niet van wachtkamers. Ik vind ze ongemakkelijk. Zeker als ik zwanger ben. Bij de verloskundige heb ik het gevoel dat de andere wachtenden stralen van geluk. Bij de gynaecoloog wordt het al iets beter, want met de zwangeren gaat het slechter (anders zitten ze daar niet, toch?), dus die kan ik een stuk beter hebben. Behalve dan die keren dat ik daar tussen de bolle buiken zat te wachten op een gesprek over hoe we gingen regelen dat het kleine, kleine dode kindje in mijn buik ter wereld kon komen.

Ik ben zwanger, dat maakt me blij. Maar dat ik niet weet hoe lang het zal duren, waar het op uit zal lopen, maakt me doodsbang en doodongelukkig. Dus heb ik een afspraak met een psycholoog van de POP-poli, die zorgt voor zwangeren en pasgeboren moeders die vastgelopen zijn.

Ik kon altijd doen alsof ik het wel redde.

Voor welke controle ik ook kwam, in al die andere wachtkamers, ik kon altijd doen alsof ik het wel redde. Met mij viel het wel mee. In deze wachtkamer zit ik nu omdat ik het juist niet onder controle heb. Ik red het niet. Ik kan dit niet aan en nu kan iedereen om me heen dat zien.
Een bezoekje aan een gynaecoloog voor een inwendige echo vind ik gemakkelijker. Minder naakt. Hier als enige zwangere, voor zover ik kan zien, open en bloot mentale problemen zitten te hebben. Ongemakkelijk. Alleen.

Tot er ineens een andere zwangere vrouw binnenloopt, die op een wachtkamerstoeltje neerploft. Ik ben niet alleen. Niet de enige. Dankzij deze vrouw die net als ik op de afspraak met haar psycholoog wacht, weet ik: hier is het normaal om zwanger zijn niet alleen maar (of helemaal niet) leuk te vinden. De lichtbak gaat uit. M’n voorhoofd is leeg. Ik ontspan.

Binnenkort verschijnt Nannette’s boek: Je kan tenminste zwanger worden – en wat er nog meer niet (of wel) helpt na een miskraam. Kijk hier voor meer informatie. Je kunt hem ook al bestellen!

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter