Het nieuwe boek van Miloe Daar praten we niet over verschijnt op 27 mei bij Uitgeverij Orlando. Binnenkort maak ik bekend hoe je kans maakt op een exemplaar van deze waargebeurde familiegeschiedenis, waarin Miloe onderzoekt welke invloed haar ‘foute’ overgrootvader heeft gehad op de generaties erna. De komende weken deelt Miloe hier een aantal fragmenten over haar zoon Otis die het boek net niet hebben gehaald. Deze week één over toen hij dertien jaar geleden net was geboren.
‘Hij huilt wel heel hard,’ zegt mijn vader.
‘Hij moet drinken.’ Mijn woorden klinken afgemeten.
‘Van wie zou hij dat temperament hebben gekregen?’ Mijn vader neemt een hap van zijn beschuit met muisjes.
Ik lach schaapachtig terwijl er toch niks leuks is gezegd, en veeg met mijn mouw het zweet van mijn voorhoofd. Het is 13 december 2007, en drie dagen eerder is mijn zoontje Otis geboren. Ik probeer hem richting mijn borst te manoeuvreren, maar hij strekt zich uit als een plank, alsof hij zich schrap zet voor een aanval. De piepjonge kraamhulp ruimt de bordjes met beschuitkruimels op en vraagt voorzichtig of het lukt met voeden. Ze is het derde nieuwe gezicht in vijf dagen. Ik wil nee schudden, ik wil zeggen dat ze alleen maar hoeft te kijken naar de spartelende, huilende baby op het groene voedingskussen voor me om het antwoord te weten, maar ik zeg niks. Ik weet dat ook zij geen idee heeft wat te doen met een baby die zoveel geluid produceert.
Ik zal mijn zoontje in de weken erna zo vaak smeken of hij wil stoppen met huilen dat ik de tel kwijtraak. Hij woelt driftig rond in zijn bedje, in de kinderwagen, de Maxi-Cosi, in onze armen. Zijn vuistjes zijn vrijwel altijd gebald, hij trapt wild met zijn beentjes. Ik zing liedjes voor hem, rijd binnen en buiten rondjes met de kinderwagen, houd hem tegen me aan, wieg hem, maar niks helpt.
‘Wat moet ik doen?’ fluister ik in zijn oor.
Als hij op een maandagavond al een uur oorverdovend in de kinderwagen ligt te huilen, houd ik mijn gezicht dicht bij het zijne. ‘Wat moet ik doen?’ fluister ik in zijn oor. Ik proef zout en weet niet of het van mijn of zijn tranen komt. Het huilen galmt door mijn hoofd, door mijn lichaam, het zit er vast. Ineens kom ik overeind, zet een stap achteruit en leg mijn handen over mijn oren. Dan duwt mijn arm het gevaarte richting de gang. Ik loop erachteraan, sluit de deur, ga op de bank zitten, zet de televisie aan met het volume op dertig. Het geluid van een spelshow schalt door de kamer. Vijf minuten staar ik naar lachende, klappende mensen, dan ren ik naar de gang waar ik mijn zoon razendsnel uit de kinderwagen til.
‘Sorry,’ fluister ik. ‘Sorry. Sorry.’
Hij huilt nog harder dan daarvoor, alsof alle kracht die in hem zit, eruit moet. Ik zak neer op de donkere, koude vloer en houd hem vast. Ik houd hem vast tot zijn gespannen lijfje zacht wordt, tot de snikken steeds minder snel achter elkaar komen, tot hij stil wordt. De afgelopen weken trekken aan me voorbij. De grappende opmerking van de verloskundige toen ze hem net na de bevalling omhooghield: ‘Er is in ieder geval niks mis met zijn longen!’ De constatering van de blozende vrouw van het borstvoedingshulpcentrum: ‘Sterke moeder, sterke baby.’ Ik had een venijnige steek gevoeld toen ik tegenover haar ging zitten en mezelf streng toegesproken. Ik was hier om hulp te krijgen, ik was ten einde raad, uitgeput.
‘Stop met hem zo vaak te voeden,’ had ze daarna gezegd. Haar glimlach was verdwenen. ‘Dit kind heeft een strak schema nodig.’
Ik schoot in de lach. ‘Strakke schema’s en ik, dat combineert niet lekker.’
‘Je zult wel moeten.’ Ze stond op, wees naar mijn babyzoon in de Maxi-Cosi en zette haar handen in haar zij. ‘Hij heeft zoveel temperament, zonder schema ga je het niet redden. Dan neemt hij het over.’ Ze ging weer zitten en keek eerst mij en toen mijn vriend onderzoekend aan. Om daarna te zeggen wat mijn vader al had gezegd, wat zoveel mensen in de jaren erna nog zouden zeggen.
‘Jullie lijken me rustige, gematigde types.’ Ze keek naar mijn baby. ‘Wel bijzonder om dan zo’n vurig kind te krijgen.’
Over het boek ‘Daar praten wij niet over’
Sascha, de oma van Miloe groeit in de jaren dertig op in een welvarend gezin in ’t Gooi. Haar vader, Miloe’s overgrootvader, ontwikkelt na de dramatische scheiding van Sacha’s moeder sympathie voor het nationaalsocialisme. Sacha wordt heen en weer geslingerd tussen de grote liefde voor haar vader en haar afschuw van de NSB. Ook al zwijgt de familie hierover na de oorlog, haar vaders ‘foute’ keuze zal Sacha haar leven lang blijven achtervolgen. Miloe had een moeizame relatie met haar grillige oma. Ze besloot bijna twintig jaar na haar dood om niet alleen Sacha’s levensverhaal te reconstrueren, maar ook te onderzoeken in hoeverre dat haar nog beïnvloedt. Zo hoopt Miloe de schaamte te doorbreken die haar familie al generaties lang in zijn greep houdt.
Miloe’s boek verschijnt eind mei maar kun je nu al hier reserveren, of natuurlijk bij je lokale boekhandel.
1 Reactie
[…] ik niet tegen mijn baby op kon. En ja uiteindelijk lieten we hem zo nu en dan huilen, zoals ik in deze blog beschrijf, en na drie maanden verhuisden we hem naar zijn eigen kamertje zodat we konden slapen. […]