Lees

Voor de nep

‘Ik doe gewoon alsof dit zo’n ding is… hoe heet dat ook alweer, mama?’
‘Een heftruck.’ Quin heeft net filmpjes van werkvoertuigen zitten kijken en ik weet inmiddels dat hij het daarna dan wil náspelen. Dat is zijn manier om dingen te verwerken. Om dingen te begrijpen.
‘O ja. Ik doe dan gewoon voor de nep dat dit een heftruck is, oké mama?’
‘Prima, schat.’
Hij wurmt zijn armen door de krappe leuning van het rieten peuterstoeltje en beweegt de stoel op en neer.

Het lukt Quin steeds beter om zijn fantasie te gebruiken. Zomaar met Lego spelen en ter plekke een wild avontuur met boeven en andere slechteriken bedenken, bestáát niet in het hoofd van Quin. Dus als hij zo nu en dan voorzichtig out-of-the-box denkt, bejubel ik dat alleen maar.

Dit weekend gingen Quin en ik naar een toneelstuk waarbij het publiek mocht meedenken met het verhaal én mocht meespelen als ze dat wilden. Een superleuke manier om een beetje met fantasie en werkelijkheid te stoeien, bedacht ik me.
Na een tijdje zie ik Quin onrustig heen en weer wiebelen, laat hij zijn schoudertjes hangen en kijkt hij steeds vaker over zijn schouder mijn kant op. Ik vraag hem met mijn ogen wat er is. Met een betrokken gezichtje komt hij bij me zitten. ‘Ik wil ook meedoen, mama.’
Dat dacht ik al. Maar het ook daadwerkelijk doén is een grote stap.
‘Als je dat wil, moet je straks even je vinger opsteken.’

Als er een piraat nodig is in het spel, steekt Quin na enig aarzelen toch zijn vinger in de lucht. Hij krijgt meteen een cape om zijn schouders en een hoed op zijn hoofd. Als ik zijn blik vang, krijg ik een sip gezicht terug. Blijkbaar gaat het spelen van een piraat niet helemaal zoals hij hoopte, maar stoppen is geen optie.
Na zijn optreden kruipt meteen bij me op schoot. Met dikke tranen die in zijn ogen opwellen fluistert hij: ‘Ik wil geen piraat meer zijn, mama. Ik wil gewoon weer Quin zijn.’
Hij moet echt even die transformatie maken. Van piraat naar Quin.
‘Tuurlijk mag je Quin zijn.’ En ik trek hem naar me toe.
Ineens snap ik waarom hij dit zo moeilijk vindt. De scheidslijn tussen fantasie en werkelijk is bij hem gewoon nog flinterdun. Hij zegt niet voor niets altijd heel nadrukkelijk dat hij ‘nu even voor de nep’ een tijger is, of een buschauffeur, of spiderman. Dat schept duidelijkheid. Dat geeft hem houvast. En als die werelden dan ineens door elkaar gaan lopen door een piraat te spélen, denken mensen straks dat hij écht een piraat is. Dat is niet te verkroppen.
Ik aai hem over zijn rug.
‘Mag ik straks thuis graafmachientje zijn, mama? Voor de nep?’
‘Natuurlijk, schat.’ En ik houd hem nog steviger vast.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter