Lees

Uitnodigingenstress

‘Misschien gaan ze me wel uitlachen,’ antwoordde Quin toen ik vroeg wat hij dan zo spannend vond aan het uitdelen van zijn uitnodigingen. ‘Of zeggen ze dat ze niet willen komen.’
We hadden net uiterst vredig zitten knutselen aan de kaartjes voor zijn verjaardag. Een feestje dat elk jaar toch weer middenin de sinterklaasdrukte blijkt te moeten plaatsvinden.
Ik wil hem geruststellen, maar ik wéét natuurlijk ook niet hoe de jongens reageren op de met zorg uitgeknipte trampoline waarop met witte letters staat: ‘Kom je ook op mijn feestje?’ Een flauwe opmerking is zo gemaakt, en in de meeste gevallen weet Quin niet zo goed hoe hij dan moet reageren.
‘Als ze iets zeggen wat je niet leuk vindt, zeg je gewoon: ik vind het wél leuk als je op mijn feestje komt!’
Dat leek Quin een goed idee. De namen op de uitnodiging waren met zorg uitgekozen, dus ja, hij vindt het leuk als ze komen.

Als we naar school lopen, fietst een vriendje langs. ‘Dag Quin!’
Naast me blijft het angstvallig stil. Als ik opzij kijk, zie ik Quin naar de grond turen. Waarschijnlijk beseft hij net als ik dat we dat vriendje helemaal niet hebben uitgenodigd. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan: waarom heb ik niet even gecheckt waarom Quin hem niet heeft uitgenodigd?
Zijn vriend van het eerste uur. Steun en toeverlaat in de eerste dagen op zijn nieuwe school. Zijn vriend die hem altijd opzocht en met wie hij uren met de vuilniswagen en de takelwagen kon spelen. Zijn vriend die nu een groep lager zit en met wie hij op dit moment wat minder afspreekt. Die vriend.
‘Je kunt hem toch wel even gedag zeggen?’ roep ik verbouwereerd.
Quin haalt zijn schouders op. ‘Ik heb toch geen uitnodiging voor hem…’
‘Ja, maar dan kun je toch wel aardig blijven doen?’ Weer beweegt hij bijna achteloos zijn schouders op en neer en ik merk dat het me razend maakt.
‘Hoe zou jij het vinden als je niet wordt uitgenodigd voor een feestje waar je eigenlijk heel graag bij wilt zijn?’ gil ik bijna.

Ik heb zelf al meer dan twintig jaar dezelfde vriendinnen en ik koester die vriendschappen met heel mijn hart. Zij bellen als ik er doorheen zit, zijn blij met me mee als er iets moois gebeurt. Bij niemand kan ik zo mezelf zijn als bij hen. Bij hen durf ik te laten zien wat me raakt, wat me onzeker maakt. Als de tranen weer gedroogd zijn, rechten we onze rug en kijken we de toekomst moedig in de ogen. Die gedachte, dat ik en mijn vriendinnen er altijd voor elkaar zijn, loodst mij door vele moeilijke momenten. Waarom doet mijn zoon er dan zo makkelijk over?

En hij is nog niet klaar.
‘Er zijn ergere dingen, hoor mama.’
Ik houd Quin staande. ‘Wat zég je, Quin?’
‘Ja, oorlog is veel erger bijvoorbeeld.’
Zijn opmerking brengt me van mijn stuk. En het geeft me gelijk óók tijd om even na te denken. Ja, natuurlijk is oorlog veel erger dan niet op een feestje mogen komen. Dat klopt als een bus. In alle commotie was ik even vergeten dat Quin vaak in feiten praat en alles heel letterlijk neemt.
Ik kijk op en zie zijn gespannen koppie. Hij heeft alleen maar oog voor die ene belangrijke missie. En er is geen ruimte voor diepgaande gesprekken over trouw en vriendschap. En al helemaal niet voor het aanpassen van de lijst met uitnodigingen.

‘Maar hij is nog steeds mijn vriend, hoor!’ roept hij over zijn schouder als hij stoerder dan hij zich voelt het schoolplein op loopt. ‘Hij kan alleen dít keer niet op mijn feestje komen…’ Opnieuw haalt hij zijn schouders op. ‘Dat is alles.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter