Lees

Ssssst

‘Schat. Misschien kun je dit beter zelf vertellen, uit je hoofd? En dan de klas inkijken?’

Mijn negenjarige kijkt me boos aan, knijpt in het printje waar haar uitgeschreven spreekbeurt op staat. 

‘Straathonden wonen vaak in warme, arme landen,’ leest ze op benepen toon voor. Het is haar eerste echte spreekbeurt, waar ze wekenlang fanatiek informatie voor bij elkaar sprokkelde en een powerpoint in elkaar zette. Maar het oefenen stelde ze uit, en zelfs met haar ouders als enige publiek vindt ze dat spannend. 

Terwijl ik naar haar kijk denk ik aan mijn eigen eerste spreekbeurt over Gijsje, mijn goudhamster. Trillend en misselijk zat ik voor de klas met een boekje over hamsters voor mijn neus en Gijsje die hysterisch rondjes rende in een doosje. Ik weet niet meer wat ik voor cijfer kreeg, wel besloot ik daarna dat ik beter was in luisteren dan in spreken.

‘Je kunt ook geld geven aan een stichting die honden steriliseert of castreert. Dan halen ze de balletjes eraf.’

Mijn dochter kijkt ons even aan en giebelt. Dan pakt ze twee strengen haar, legt ze over haar schouder, draait krullen met haar vinger, en zwiept de plukken weer terug naar haar rug, een handeling die ze daarna nog 24 keer herhaalt. 

Als ik mijn mond open om er wat van te zeggen, stoot mijn man me aan. 

‘Laat haar nou,’ sist hij. 

Hij heeft gelijk, denk ik. Ik moet het loslaten. En dus zwaai ik haar op de ochtend van de spreekbeurt luchtig gedag en slik alle ‘wel-hard-praten-de-klas-in-kijken-en-niet-aan-je-haar-zitten’-opmerkingen in.

‘Ze had een ruim voldoende!’ tettert haar vriendin Livia die middag op het schoolplein. ‘Ik had een goed voor mijn spreekbeurt!’

‘Mag Pip bij mij spelen?’ vraagt mijn dochter, Livia negerend. 

Thuis aaien de meisjes de straathond en plonzen in het opblaaszwembad. Als ik de broodtrommel en beker uit mijn dochters schooltas haal, ontdek ik een groen spreekbeurt beoordelingsformulier.

‘Heel goed en interessant alleen mag je harder praten, meer naar de klas kijken, meer vertellen in plaats van voorlezen,’ heeft de juf geschreven. 

‘Ik vond het echt heel spannend,’ zegt mijn dochter als ze ineens naast me staat. ‘Daarom praatte ik niet hard genoeg en keek te weinig de klas in. Anders had ik een goed gekregen. En ik durfde het trouwens ook niet te zeggen, van die balletjes.’ 

Haar vriendin Pip giebelt. ‘Ik praatte ook zacht tijdens mijn spreekbeurt omdat ik heel verlegen ben.’

‘Ik zou liever niet verlegen willen zijn,’ zegt mijn dochter. ‘Dan durf je het ook te vragen als je iets niet snapt.’ 

Ik knik herkennend en denk aan het kasteel waar ik de afgelopen dagen doorbracht. Vaak kreeg ik tijdens het eten de vraag wat ik daar deed in mijn eentje. Ik vertelde dan over mijn boek, eerst aarzelend, zacht en licht zwetend vanwege al die ogen die op mij gericht waren. Kunnen anderen niet praten, dacht ik net als 37 jaar geleden tijdens mijn hamsterspreekbeurt. Ik kan beter luisteren. Maar uiteindelijk genoot ik van het vertellen van mijn verhaal. Want waarom zou je minder te vertellen hebben als je verlegen bent?

‘Ssssst!’, is daarom een van de weinige kreten die ik wel eens hard zou willen uitslaan als ik volwassenen hoor kakelen tegen kinderen. ‘Sssst! Wees stil! Dan zie je dat een verlegen kind moed verzamelt, wikt en weegt. Dan hoor je de woorden die het inslikt. Sssst! roep ik vaak tegen andere kinderen die door een zachte stem heen gillen omdat ze wel hun verhaal klaar hebben. 

‘Er is niks mis met verlegen,’ zeg ik tegen mijn dochter en haar vriendin, ‘het is alleen jammer dat we vooral luisteren naar de mensen die het hardste praten. Terwijl ze vaak niet het meeste te vertellen hebben.’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter