Lees

Pas op! Kijk uit! Niet doen!

Ik kijk naar mijn meisje en mijn buik krimpt ineen. Het besef slaat in als een bom.

Wat Zora ook doet, welke bezigheid ze ook kiest, ze lijkt elke keer weer net iets te kiezen wat niet mag. Omdat het nu even niet kan. Omdat ik het niet wil. Omdat het gewoon gevaarlijk is. Omdat het speelgoed van haar broer is. En dat terwijl het haar juist zo leuk leek om de tosti alvast uit het tosti-ijzer te pakken, om naar zolder te rennen en de airco aan te zetten en mijn dure gezichtscrème in haar haar te smeren, om de handvatten van de kast als trap te gebruiken om mijn tablet te pakken, om van halverwege de trap naar beneden te springen en om tikkertje te spelen met onze kat en hem dan heel hard aan zijn staart te trekken.

Ik denk dat ik in de afgelopen jaren al héél véél geleerd heb. En steeds beter weet dat ik haar soms moet laten gaan en soms moet laten doen wat zij in haar hoofd heeft, maar dat ik haar óók moet begrenzen. Die juiste balans vinden, blijft lastig. Zora is geen meisje dat je in haar vrijheid moet beperken. Ze was nog geen drie maanden oud toen het haar lukte om haar handjes te bevrijden uit het met zorg dicht geklittebandde slaapzakje dat ervoor moest zorgen dat ze lekker ingebakerd kon slapen. En zo is ze eigenlijk nog steeds. Altijd op zoek naar andere, nieuwe manieren, nieuwe dingen om te doen. Zo heeft ze nu ontdekt dat ze met staand schommelen nog hoger en nog harder kan en dat ze mij daar helemaal niet meer voor nodig heeft.

Maar ondanks dat ik al een spoedcursus loslaten achter de rug heb, is het nog steeds zoeken. Hoe vaak ik niet roep: nee, dat mag niet! Zora, niet doen! Stop even met rennen, Zora. Kijk uit, dat is gevaarlijk! Heet! Pas op! kijk voor je! Nee, niet met losse handen fietsen! Hoe vaak heb ik haar niet uitgelegd dat onze kat het een beetje eng vindt als ze hem de hele tijd achterna rent. Dat hij dat niet leuk vindt? Hoe vaak roep ik niet uit: je luistert gewoon wéér niet. Ga eens stilzitten. Doe eens rustig. Houd je mond! Ga maar in de hoek zitten.

Best wel vaak eigenlijk.

En ineens besef ik hoe verwarrend dat voor haar moet zijn. Dat ze met haar enthousiaste, vrijdenkende, vrolijke, creatieve brein vol ideeën aan iets begint en dat dat idee dan nét iets te vaak met de grond gelijk wordt gemaakt door een tetterende moeder die met een afkeurende blik naar haar kijkt. Ik voel ineens de steen op haar maag. Van het gevoel dat ze alles verkeerd doet. Dat ze nooit iets goed doet. Dat ze elke keer weer in de problemen lijkt te komen. Terwijl ze zich van geen kwaad bewust is.

Ik laat vallen waar ik mee bezig ben en vraag of ze even bij me wil komen. ‘Mama, ben je blij op mij?’ Ze kijkt me vragend aan. Die woorden raken me ineens meer dan ik wil. Is ze echt al bezig met de vraag of ik haar eigenlijk wel lief vindt? Dat ik haar goed vindt zoals ze is?
Ik zeg haar dat ik héél blij met haar ben, en dat ik haar super lief vind, maar dat ik soms ook nog een beetje moet wennen aan hoe snel ze gaat. En dat ik soms schrik van wat ze allemaal wil en kan. En dat ik daarom soms een beetje boos reageer, maar dat ze moet weten dat ik dat ik van haar houd en dat ze goed is zoals ze is.
‘Mama, ben je trots op mij?’ vraagt ze.
‘Ik ben super trots op jou,’ zeg ik, terwijl ik de stevigste knuffel geef ever.

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter