Wil je dat echt hebben?’ Ik kijk mijn dochter vragend aan.
‘Ik weet al wat je gaat zeggen mama.’ Ze kijkt kwaad terug en zet demonstratief een paar extra dikke cirkels om de Xoomy tekenmachine in de Sinterklaascatalogus. ‘Je komt uit een kunstenaarsfamilie,’ praat ze me met hoge stem na. ‘Je moet zélf dingen maken, zélf iets bedenken. Niet iets namaken. Maar ik wil een Xoomy.’
Ik lach om haar rake imitatie. Ze heeft nogal een punt. Kleurplaten inkleuren, iets overtrekken, schilderen op nummer, ik zeg nog net niet dat het geestdodend is, wel dat ik liever heb dat ze haar eigen fantasie gebruikt. Ik zeg wat ik vroeger veelvuldig hoorde. Wie opgroeit in een kunstenaarsfamilie wordt niet alleen elk weekend meegesleept naar musea, maar krijgt ook dagelijks horen dat alles draait om creativiteit. Het heeft me mij veel gebracht, een prachtig, vrij beroep bijvoorbeeld, maar ook het gevoel dat het niet snel goed genoeg was. Want wat ik schreef, moest wel aan bepaalde standaarden voldoen.
‘Je regelt toch wel een stage bij Vrij Nederland of de Groene Amsterdammer?’ vroeg mijn excentrieke grootmoeder toen ik 21 jaar en derdejaars student journalistiek was. Mijn grootmoeder van wie ik ingewikkelde harpachtige instrumenten op mijn verjaardag kreeg, zilverkleurig papier en een schaar om knipsels mee te maken, of boekjes getiteld ‘hoe schrijf ik een gedicht.’ Mijn grootmoeder voor wie ik uren poseerde omdat ze een portret van me wilde tekenen, die Russische en Franse boeken vertaalde, naar Bach luisterde en alleen het NRC las. Mijn grootmoeder waar ik vanwege haar scherpe toon en duidelijke oordelen een beetje bang voor was.
‘Ja hoor,’ antwoordde ik op haar vraag en liep vervolgens stage bij Margriet, waar ik veel leerde en waar ik me een beetje voor schaamde. Want het was niet goed genoeg.
Mijn grootmoeder overleed ruim twintig jaar geleden, ik heb het boek over haar en het familiegeheim waar ze onder heeft geleden, bijna af. Onlangs reed ik na een week met moeilijke gesprekken over dat boek naar de plek waar ze begraven ligt. Ik keek naar het bronzen beeld dat haar graf sierde, het beeld dat mijn opa van haar maakte en dacht aan het gesprek dat ik een paar dagen eerder met mijn vader voerde, aan de boosheid die ik voor het eerst in mijn 46-jarige leven echt voelde. Hij had zijn dochter nog nooit zo gezien, zei hij na afloop.
‘Je zat altijd stilletjes in een hoekje te tekenen.’
‘Ja,’ zei ik. ‘En nu stap ik uit dat hoekje.’
Ik dacht aan wat mijn dochter een dag eerder zei toen ik haar in bed legde. ‘Ik heb besloten dat ik later kinderboekenschrijver word.’
‘Wat leuk!’ had ik enthousiast geantwoord. ‘Komt dat door Harry Potter?’
‘Nee, dat komt omdat jij schrijfster bent. Al is het wel jammer dat veel mensen boos op jou zijn.’
Ik knikte. ‘Dat vind ik ook. Maar soms is dat de enige manier om uit hoekjes te komen.’
1 Reactie
Oei, ik vond vroeger schilderen op nummer heerlijk. En ik had een moeder die dat niet creatief vond. Dus was mij conclusie: dan ben ik ook niet creatief..Langzamerhand stopte ik met tekenen…
Ongeveer 30 jaar later, tekenspullen weer opgepakt, tekenles genomen. Wat blijkt, ik vind het heerlijk, en het gaat best aardig.
Maar eerlijk, ik moet mij ook wel eens inhouden als mijn dochter voor 100 ste keer een kleurplaat wil kleuren maar ik hou me in en bedenk me dat het goed is voor de fijne motoriek. Gister heeft ze haar eigen kleurplaat gemaakt, en ingekleurd, hoe leuk!
Ook hebben de kinderen voor sinterklaas hun eerste schilderen op nummer gekregen. Ik wil er eigenlijk ook wel één, 😉.