“Ik ben de baas over mezelf!”
Pepijn weet goed wat hij wil. Of, zoals ook vaak het geval is, wat hij vooral níet wil.
Mooie karaktereigenschappen, hoor. Eigenwijs, eigengereid, sterke wil, temperamentvol, overtuigingskracht.
Maar ze zitten zo in de weg als je met je kind boodschappen doet. Of zijn tandenpoetst. Of hem aan wil kleden. “Nee, niet die trui! Jij moet me niet helpen! Nee, je moet me wel helpen! Nee, niet de rits, alleen de veters! Nee, niet zo! Nee, nog drie keer een knoop maken! Twee! Eén en dan moet je die zoals een slang doen!”
Ja, je bent de baas over jezelf, maar sommige dingen moeten. De enige manier voor Pepijn om alsnog in te stemmen met iets dat moet, is om er een eigen draai aan te geven. Dan heeft hij door dat het hem echt niet gaat lukken om er onderuit te komen of er een betere deal uit te onderhandelen, maar verzint hij iets waardoor het lijkt of het tóch zijn eigen idee was.
“We gaan naar boven, naar bed.”
“Mooi niet!”
“Jawel Pepijn en ik ga niet onderhandelen.”
“Nou, maar dan ga ik wel schoenen aanhouden op de trap.”
“Is goed joh. Nou, hup, naar boven.”
Tot hem dat ineens niet lukte. Vorige week gingen we naar het consultatiebureau. We gingen wat spelletjes doen en hij kreeg een prik. Zijn grote zus had die ook gehad. Ik had hem dat al voorzichtig en zo neutraal mogelijk medegedeeld van tevoren. Hij leek daar redelijk onbewogen onder, tot het zover was.
De verpleegkundige is tijdens de spelletjes lief en probeert hem nog mee te laten helpen met de koelkast opendoen, maar hij is het er niet mee eens. Als hij doorheeft wat er gaat gebeuren loopt hij resoluut weg. Hij kruipt in een hoek van de kamer, zet zijn boze blik op en roept: “Mooi niet! Mooi niet!”
En ik sta erbij en ik kijk ernaar. Een paar minuten daarvoor had ik het nog met de mevrouw gehad over deze pittige peuterpuber en hoe we iedere keer laveren tussen hem wel regie geven, maar niet de dienst uit laten maken. Ik wil geen kind met wie je eindeloos moet onderhandelen voor hij luistert, maar wil hem ook niet breken. Ik wil het niet fysiek van hem moeten winnen, maar kom op, sommige dingen moeten.
Dus na een bemoedigend ‘volgens mij moeten we even doorpakken, mama’ van de verpleegkundige, zetten we door. Ik houd hem vast en terwijl hij roept en zichzelf los probeert te wurmen, krijgt hij de gevreesde prik.
Hij huilt hartverscheurend. Niet vanwege de prik, maar omdat we hem zo moeten overrulen. Hij is boos, verdrietig, verontwaardigd en ik snap het.
De hele middag is hij sip. Hij heeft zo’n pijn in zijn arm. Ik heb pijn in mijn hart.
1 Reactie
Zo herkenbaar. Wij geven onze zoon nu twee keuzes. Hij kiest voor a of b. Soms werkt het. Maar een gouden tip is welkom.