Lees, relatie

Knal

Het is half zeven en mijn lief staat voor de derde keer naast mijn bed om te zeggen dat ik er toch echt uit moet. “Ik kom al!” bits ik hem toe. De hond loopt voor mijn voeten als ik naar de wc strompel. “Sodemieter op,” sis ik.
“Reageer je niet af op de hond,” roept mijn lief.
“En jij moet ook je mond houden!” roep ik naar hem. Hè gezellig.

We slapen alweer ruim een maand slecht. Pepijn ligt vrijwel iedere nacht tussen ons in en waar hij eerst rustig lag te slapen, ligt hij ons nu uit bed te duwen. En afgelopen nacht kwam Lieve er ook ineens bij liggen. Ik ben moe. Heel heel moe.

Na drie kwartier moet ik de deur uit. Ik stop snel nog een pak crackers bij wijze van lunch in mijn tas en geef Lieve en Pepijn een kus. En vooruit mijn lief ook, maar het is er één van het zuinigste soort.

Op de snelweg is het druk. In heel Nederland zijn er storingen, dus vanwege uitvallende treinen heeft iedereen gezellig de auto gepakt. Het is nog donker. Alleen de lampen boven de weg en de achterlichten van mijn voorgangers geven licht. Ineens zie ik ook remlichten. Vlak voor me. Ik trap op mijn rem.  Er wordt harder geremd dan ik eerst dacht. Ik kan niet uitwijken naar rechts, omdat de auto’s me daar voorbij razen en links is geen vluchtstrook. Ik trap mijn rem nog harder in. De auto’s voor me knallen op elkaar. Met beide handen omklem ik mijn stuur en ik rem harder dan ik ooit heb geremd. De neus van mijn auto schiet heen en weer. Ik hoor mijn banden sporen trekken op het asfalt en ik zet me schrap. Dan sta ik stil. Snel druk ik de gevarenlichten in en kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel. Geen auto vlak achter me. Om me heen wordt geremd. Ik sta drie seconden stil, rijd dan een meter achteruit en trek op zodat ik weer tussen de rijdende auto’s kan invoegen.

De drie auto’s voor me zijn op elkaar geknald. Ik zie de achterste twee bestuurders uitstappen als ik langs ze rijd. Ik tril. Ik adem diep in door mijn neus en blaas de lucht krachtig weer uit. “Het ging goed. Er is niks gebeurd. Concentreer je,” zeg ik hardop tegen mezelf.

“Ja?” mijn lief neemt op.
“Het ging maar net goed,” verzucht ik als ik op de parkeerplaats sta. Nu komen de tranen. “Het ging echt maar net goed. Ze knalden op elkaar voor mijn neus. Drie auto’s. Ik was de vierde. Maar het ging net goed. Ik kon nog remmen. Ik dacht dat ik er ook op zou knallen, maar dat gebeurde niet.”
Hij troost me, stelt me gerust en zegt lieve dingen. Langzaam kom ik tot rust. Gedachten aan hoe het was gegaan als ik op dat moment mijn navigatie instelde, druk ik weg. En net deze ochtend gingen we boos uit elkaar. Waarvan iedereen weet dat je dat nooit mag doen.
“Ik hou van jou.”
“Ik ook van jou.”

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter