‘Zien? Zien?’
Quin en Zora zitten naast elkaar op bank. ‘Hoeveel chips heb jij? Zien? Ik heb lekker mee-heer!’
Met een tevreden blik stort Quin zich op zijn bakje, Zora kijkt beteuterd naar de hare. Alsof de chips ineens een stuk minder lekker is nu ze weet dat haar broer méér heeft dan zij.
Ik zucht hardop.
Vijf minuten geleden verdeelde ik nog met militaire precisie de chips over de bakjes. Die met de bloemetjes voor Zora en die met de koe voor Quin. Juist om dit te voorkomen.
Missie mislukt.
Ik zucht nog maar eens.
De afgelopen maanden hebben we veel op elkaars lip gezeten. Ik bemoeide me te veel met hun en zij bemoeiden zich teveel met mij en wij bemoeiden ons te veel met elkaar en zo was iedereen de hele tijd met elkaar bezig en te weinig met zichzelf. Met dit hardnekkige gevoel van tekortkomen als gevolg.
Na het zoveelste akkefietje waarbij Quin bang is dat zijn zusje een groter stukje peer krijgt dan hij, neem ik hem apart.
Ik vraag het hem maar gewoon op de man af. Ik weet ook niet hoe ik anders moet beginnen. Quin trekt zijn rechterschouder naar zijn oor. Dat doet hij de laatste tijd wel vaker als hij iets lastig vindt. ‘Ik weet het niet,’ mompelt hij.
‘Ik wil toch dat je probeert mijn vraag te beantwoorden.’
Quin trekt zijn schouder nog iets verder op.
Ik snap dat het een moeilijke vraag is. ‘Komt het omdat je het gevoel hebt dat je zusje meer aandacht krijgt?’ Ik denk terug aan de dagen dat ik probeerde Quin te helpen met rekenen, maar dat ik steeds weg moest om Zora wat drinken te geven, tekenpapier te pakken, de tv aan te zetten, haar billen af te wegen, een boterham te smeren, van de tablet te plukken.
‘Ja…’
‘En denk je dan misschien dat ik meer van haar houd dan van jou?’
‘Ja, soms wel..’ zegt hij zachtjes.
Hoe hard ik ook wil roepen dat natuurlijk echt niet zo is en dat ik juist zo mijn best doe, maar dat het blijkbaar ook nooit genoeg is, zeg ik uiterst kalm: ‘Dat kan ik me best voorstellen, Quin. Ik snap dat je dat zo voelt.’
Ik zie zijn schouder ontspannen.
‘Ik houd echt evenveel van jullie. Maar jullie zijn wel twee verschillende kinderen die allebei op een andere manier aandacht nodig hebben én vragen.’
‘Ja, snap ik…’ zegt Quin wijs.
‘Wat zouden we eraan kunnen doen, denk je?’ vraag ik om het gesprek een positieve kant op te sturen.
Quin gaat rechtop zitten. ‘Misschien kun je iets vaker iets met mij alleen doen. Het is echt heel lang geleden dat we samen gevoetbald hebben op het veldje, mam.’
‘Wat een goed idee.’ Ik aai hem over zijn bol. Zie je wel, denk ik, er was toch iets. Opgelucht verlaat ik zijn kamer.
De volgende dag kom ik thuis met een nieuw jurkje voor Zora en een zwembroek voor Quin. Ik heb de jurk nog maar net uit mijn tas gevist als Quin al vraagt waarom híj nooit iets nieuws krijgt.
Ik zucht. Weer. En overweeg hardop om zijn zwembroek maar weer terug te brengen naar de winkel.
Het gevoel is hardnekkiger dan ik dacht.
2 Reacties
Ik denk dat je gelijk hebt, dit gaat niet om chips maar om gezien en gehoord voelen. Mijn broer had hier vroeger ook veel last van. Dit was in de tijd dat cola en fanta alleen op zaterdagavond werd gedronken. Mijn moeder loste dit op door mijn broer in te laten schenken (druppeltje druppeltje in het linkerglas, druppeltje druppeltje in het rechterglas) en mij te laten kiezen. Zo wist mijn broer zeker dat we precies evenveel hadden en hij voelde zich gezien en gehoord.
Ooit gelezen, dus niet van mij, laat het ene kind het lekkers verdelen en het andere kind als eerste het bakje kiezen. is dat probleem getackeld, want man man de chipjes werden ongeveer geteld en ze regelen het zelf