‘Waar is Nina?’ Het was een zaterdagmiddag, ergens na de lunch. Het huis dreunde nog van de woede-uitbarsting van mijn 10-jarige zoon die met deuren slaand en stampvoetend naar boven was vertrokken. Zijn weigering te douchen na de voetbalwedstrijd had geleid tot verhitte discussies met zijn vader. ‘Moest dan nou zo?’ riep ik verwijtend naar mijn man toen zoon was vertrokken. ‘Kon je niet een beetje minderen, hem niet zo tegen de haren instrijken? Je weet toch hoe hij is!’ Mijn man haalde zijn schouders op, bromde iets terug over het belang van duidelijkheid en grenzen, en dat hij wel bijtrok. Zij nonchalante reactie irriteerde me en voor ik het wist stonden we als twee kemphanen tegen elkaar te schreeuwen. Tot ik ineens zag dat er iets anders was. De plek aan tafel was leeg. Mijn zevenjarige dochter die net nog met engelengeduld een paardenvormpje met strijkkralen vulde, was verdwenen. ‘Nien!’ riep ik vertwijfeld. ‘Waar ben je?’ Ik liep het huis rond en vond haar in de zijkamer, ineengedoken in een hoekje naast de kast. Met dichtgeknepen keel kroop ik naast haar, mezelf vervloekend. Ik trok haar tegen me aan. ‘Meisje toch,’ fluisterde ik in haar oor. ‘Het is oke.’
Het zijn nogal uitersten, mijn twee kinderen. Hij gevoelig en snel overprikkeld, zij rustig, stoer en stabiel. Hij eindeloos twijfelend of hij in die boom durft te klimmen en hoe hard de val is als het misgaat, zij die al bovenin zit voor ik met mijn ogen heb geknipperd. Hij denkend hoe je eigenlijk vrienden maakt, zij die wildvreemde kinderen vraagt of ze willen spelen. Hij die na drie jaar gitaarles nog steeds weigert op te treden, zij die na drie maanden blokfluitles op het podium stond.
Maar de laatste tijd vraag ik me steeds vaker af in hoeverre haar typering gekleurd is door het karakter van haar broer. In hoeverre zij niet ook een gevoelig kind is dat het alleen wat minder laat zien. Zo drupten tot mijn verrassing laatst de tranen in haar yoghurtbakje omdat ze het gevoel had dat ze moest kiezen tussen haar ouders. ‘Zullen wij in de kerstvakantie een paar dagen samen weggaan?’ had ik haar gevraagd. ‘Oh’, riep haar vader, ‘wat leuk. Wat zou je dan willen gaan doen?’ ‘Ik vind alles leuk met mama want ik ben uit haar geboren,’ antwoordde ze. Ik lachte. ‘Er zijn vast dingen die je het liefst met mij wil doen Nien. Vertel eens, ik ben wel benieuwd!’ Ze stopte abrupt met eten. Keek haar vader even aan. En boog haar hoofd. De tranen rolden over haar wangen. ‘Ik wil met jullie allebei wat doen. En niet kiezen,’ snikte ze. Ik trok haar op schoot. ‘Ach schat. Dat hoeft ook niet. Nooit.’
In de kerstvakantie gingen we. Eerst samen, daarna sloten de mannen aan. Het werden twee knusse nachten in het heerlijke Buitengoed De Gaard in Limburg. Logeren in een pipowagen, dobberen in de hottub, films kijken in de bedstee, ganzenbord spelen, knuffelen met de geitjes, springen op de trampoline, kletsen en knuffelen. In de vlakbij gelegen abdij stak ze vier kaarsjes aan, knielde, vouwde haar handen en sloot haar ogen. ‘Ik ga bidden. Voor mijn tante en superoma in de hemel. En alle zielige dieren zonder baasje.’ Ik keek naar haar. En dacht aan de uitspraak die ik een paar jaar geleden hoorde: gevoelige jongens schreeuwen het van zich af, gevoelige meisjes keren naar binnen. Het klopt. Al moet er nog iets bij. Alle kinderen zijn gevoelig. Als we het maar willen zien.
Geen reacties