Krissie is moeder van twee pleegkinderen (van elf jaar en twaalf). Ze schrijft voor ons over het pleegouderschap.
“Hoe laat ben ik eigenlijk geboren?” Thomas kijkt me vragend aan terwijl we in de plaatselijke drogisterij het schap met luiers, speentjes en babyolie passeren. Ik moet hem het antwoord verschuldigd blijven, maar zeg dat we het samen zullen vragen aan zijn ouders, want die komen deze week bij ons thuis op bezoek.
“Volgens mij was het rond half elf in de ochtend. Maar het kan ook in de avond zijn geweest hoor. Op dat moment was ik echt niet bezig met het in de gaten houden van de klok!” Thomas’ moeder lacht terwijl ze overduidelijk haar best doet te graven in haar geheugen. “Ik kan je ook niet helpen jongen, want ik was er niet eens bij,” zijn vader heeft ook geen flauw idee. “Gelukkig weet ik wel wanneer ik jarig ben,” zegt Thomas terwijl hij een grote hap van zijn broodje hamburger neemt. Hij mocht kiezen wat er vanavond op het menu zou staan, want als papa en mama mee-eten maken we er altijd een feestje van.
Terwijl Thomas het van de positieve kant bekijkt, moet ik toch even slikken. Ik blader zelf maar wat graag door alle fotoboeken die mijn vader voor mij heeft gemaakt. Van mijn eerste stapjes tot een lokje van mijn blonde peuterhaartjes: alles is met liefde vastgelegd en bewaard gebleven. Hoe anders is dit voor veel pleegkinderen. Hun geschiedenis is vaak één grote gatenkaas.
Hoe de omstandigheden daar precies waren blijft een raadsel.
De eerste maanden van het leven van Thomas zitten vol vraagtekens. Ik weet ongeveer op welke plekken hij heeft gewoond, maar hoe de omstandigheden daar precies waren blijft een raadsel. Ik zal hem nooit kunnen vertellen hoeveel hij bij zijn geboorte woog en of zijn APGAR-score oké was. Er is geen geboortekaartje en we hebben geen foto’s. Het beetje informatie dat ik wél heb, schetst een onrustig beeld. Geen babytijd van sprongetjes maken, tandjes krijgen en proberen om te rollen, maar een verhaal van een heel klein jongetje dat altijd op zijn rug lag en zijn eerste lachje pas liet zien toen hij al acht maanden oud was.
Ook in Vera’s verhaal zitten gaten. Haar tijd als dreumes, de periode dat zij bij haar ouders woonde, is ondanks alle begeleiding die er was een tijdperk waarover een dikke laag mist uitgesmeerd lijkt te zijn. Wat ik ook doe, hoeveel ik ook navraag, waar ik ook zoek: talloze puzzelstukjes blijven onvindbaar. Kwijt, vergeten, weggedaan of niet nader bespreekbaar.
Een week later zit de moeder van Vera op onze bank. Nieuwsgierig neust Vera in haar handtas. Ze zoekt de make-up die ze maar wat graag even ‘leent,’ maar vindt iets heel anders. “Wie is dit baby’tje, mam?” “Dat ben jij Vera, je was toen twee dagen oud. Kijk, je ligt bij mij in het grote ziekenhuisbed. Daar ben je geboren.” Nog net voor de foto weer terug in haar moeders tas verdwijnt vraag ik of ik hem op camera mag vastleggen. Dat mag.
Onverwacht een puzzelstukje gevonden, zomaar, op een doodgewone donderdagmiddag. Ik kan mijn geluk niet op. Tóch weer een leeg plekje opgevuld.
Geen reacties