Lees, Tiener

Faalangst

Ingelise is moeder van drie kinderen (11, 9 en net 6). Ze blogt over haar leven als (werkende) moeder en wat haar daarin allemaal verwondert.

‘Waar ben je? Je zou hier toch al zijn?’. De toon in haar stem zet me op scherp. Ik laat alles uit handen vallen en spring in de auto, mezelf ondertussen vervloekend dat ik – tegen beter weten in – niet eerder ben vertrokken.

Een paar uur geleden had ik mijn oudste afgezet bij de manege met al haar spulletjes. Extra vroeg, omdat ze alle tijd wilde hebben om samen met haar vriendinnen de pony’s te poetsen en manen te vlechten. Want ze gaan straks een proef rijden voor een jury en dan moet alles tiptop in orde zijn. We spraken af dat ik nog terug naar huis kon gaan en dan op tijd terug zou zijn om naar haar te komen kijken. ‘Ik heb er zo veel zin in!’ had ze glunderend gezegd. ‘En ik ben deze keer helemaal niet zenuwachtig!’

Ik zie haar al van een afstand staan.

Maar nu is de situatie 180 graden gedraaid. Als ik de stal binnenloop, waar het wemelt van de kleine meisjes in witte broeken met nette zwarte jasjes en haren in knotjes, zie ik haar al van een afstand staan. Betraande ogen in een bleek gezicht, haar lichaam als een strakgespannen bevend rietje. Alle woorden die ik wil zeggen om haar te kalmeren slik ik meteen weer in, want ik weet dat ze in deze toestand geen enkele zin hebben. Ze ketsen af op de verstikkende deken van stress die zich om haar heen heeft gewikkeld. In plaats daarvan druk ik haar even dicht tegen me aan. ‘Waar bleef je nou?’ fluistert ze, ‘ik dacht dat je nooit meer zou komen!’  

Het is niet de eerste keer dat ze meedoet aan zoiets, eerder de vierde of de vijfde. Ze kiest er iedere keer uit volle overtuiging helemaal zelf voor en kijkt er weken van tevoren naar uit.  Maar steeds wordt dat wat vooral ontspannen en leuk moet zijn, verpest door dat alles overheersende gevoel dat ze niet goed genoeg is. Dat de lat metershoog en onhaalbaar boven haar hangt.  Wanneer de stress zich samenbalt in haar buik en in haar keel, blokkeert ze; hoofd en lijf tot niets meer in staat. 

Ik heb het monster zo vaak geprobeerd te verdrijven.

Faalangst is een monster. Een veelkoppige veelvraat die zich voedt met citotoetsen, topo-overhoringen, en verkeersexamens. Ik heb het monster zo vaak geprobeerd te verdrijven. Door het te overreden met steengoede argumenten. Door het te smoren in oneindig veel liefde. Door het te negeren. En ik moet eerlijk bekennen dat ik er ook weleens tegen geschreeuwd heb. Niets hielp.

Er is er maar een die het monster in de bek kan kijken en weg kan sturen, en dat is mijn dochter zelf. Gelukkig is ze niet alleen gevoelig voor stress, maar ook gezegend met een flinke dosis wilskracht. En dus haalt ze ook deze keer weer diep adem en stapt op die pony. Met een geforceerde glimlach werkt ze zich door het parcours heen. Net zoals ze zich vorige week de kaart van Azië uit haar hoofd leerde ondanks het blok beton in haar maag. Bij iedere overwinning op zichzelf groeit haar zelfvertrouwen met babystapjes. Ze komt er wel. En ondertussen probeer ik achter haar rug die lat net ietsje lager te leggen.  

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter