Sanne is moeder van Lieve en Pepijn. En ze is er maar druk mee.
Het is vijf uur ’s ochtends als mijn lief aan mijn schouder schudt. ‘Wil jij nu gaan? Ik ben er al drie keer uit geweest,’ moppert hij. Op de achtergrond hoor ik iemand in de wc overgeven. Ik frunnik m’n oordopjes uit m’n oren en spoed me naar het geluid. Daar zit een kreunend jongetje op de badkamervloer. Agossie toch.
De volgende ochtend proberen we de puzzel passend te krijgen: heb jij belangrijke afspraken, is er een oma die op kan passen? Wat een gedoe. En voor de zoveelste keer deze winter. Ik kijk naar m’n jongetje dat met rode wangetjes op de bank ligt. Uiteindelijk blijf ik thuis en ruim ik het braaksel op als hij de wc niet haalt en vol tegen de deur spuugt. De vreugde van het moederschap.
Stop, hou op, ik vind het niet meer leuk.
Als ik ’s avonds bij mezelf weer een verstopte neus en keelpijn voel opkomen, ben ik er helemaal klaar mee. Al de hele winter zijn we een estafette ziek-zijn aan het houden. We wisselen elkaar af met griep, koorts, hoesten, overgeven en gesnotter. Ik ben aan mijn derde gezinsverpakking zakdoekjes bezig. Ik wil het niet meer. Klaar mee. Stop, hou op, ik vind het niet meer leuk.
Ik wil lente. Ik wil zon. Ik wil bloemetjes die hun kopjes boven het verse groen uitsteken en een biertje drinken op het terras. En bitterballen erbij.
De volgende dag is Pepijn op magische wijze opgeknapt, maar is mijn keelpijn en verkoudheid erger geworden. Ik heb het estafettestokje weer overgenomen. Gelukkig draag ik mijn ziekte als een man. Kortom: ik ben stervende.
Ik ben nooit ziek! Dat zwakke gedoe, huppekee. Ik ben toch verdorie in de bloei van mijn leven? Maar het is doorploeteren op 5% batterij en hopen dat er geen functies uitvallen. Mijn bloei is zoals de tulpen op tafel: treurig hangend.
Maar de lente komt eraan. Het duurt niet lang meer. Ruik ik daar een bitterbal?
Geen reacties