Lianne is woordkunstenaar, feministe, self-care activist, schrijfjuffie én mama van de twee gezelligste ‘monstertjes’ van Rotterdam. Ze heeft een meisje (bijna 4) en een jongetje (bijna 2) en schrijft sinds eind vorig jaar op de club over haar moederavonturen.
Mijn dochter Rosie – die voor m’n gevoel vorige week nog in haar Maxi Cosi lag – en ik staan samen aan het aanrecht. Ze is vier geworden en trakteert morgen zelfgemaakte roze koeken op het kinderdagverblijf. ‘Heb je zin in je feestje, moppie?’ vraag ik. Ze lacht, springt, valt bijna van haar stoel en roept: ‘Jaaaa! Dan mag ik naar de grote school!’ Mijn oog begint te trillen als ik eraan denk mijn baby naar de basisschool gaat. Voorzichtig dopen we de koekjes in roze glazuur en laten ze afkoelen. Met rode konen gaan we in bad. We kletsen en spetteren. ‘Mag ik morgen een roze koekje als ontbijt?’ vraagt ze. Ik kijk naar haar, lang en lachend, met een melancholisch gevoel in mijn buik.
Ik hoop dat we het goed hebben gedaan kindje, denk ik, dat we je genoeg vrijheid hebben gegeven om de wereld te ontdekken, dat we genoeg hebben gelachen en gehuild om je te laten voelen dat het allebei mag, dat we je hebben geleerd om zacht en stoer te zijn; om anderen te helpen, en voor jezelf op te komen.
Toch voelt het een klein beetje alsof het nu is afgelopen.
De volgende ochtend deel ik mijn gedachten met m’n gekke verloofde. ‘Ze gaat niet naar een kostschool in Zwitserland he,’ lacht hij. ‘Ze komt gewoon terug en onze avonturenroman gaat gewoon verder.’ Dat weet ik heus wel, maar toch, toch voelt het een klein beetje alsof het nu is afgelopen.
Als we voor de laatste keer ‘schooltje’ binnenlopen, wellen er tranen op. Toen ik haar als baby van drie maanden hier moest achterlaten, huilde ik ook. Maar ze heeft het fijn gehad, vriendjes gemaakt, eigen avonturen beleefd. Vandaag krijgt ze een kleine-zeemeermin-kroon. Wat kennen ze haar toch goed. ‘Ik heb koekjes gemaakt!’ gilt ze tegen juf Salima als ze haar traktatiemand overhandigt. We kroelen Rosie gedag, en gaan met juf Gerda het kantoor in voor ons eindgesprek.
‘Wat zullen we haar missen,’ begint ze. ‘Rosie is grappig en heeft veel vertrouwen in zichzelf. Ze kan goed voor zichzelf opkomen maar is nooit gemeen en heeft altijd oog voor kleinere kindjes.’ Dan lacht juf Gerda even. ‘Misschien komt ze soms iets te goed voor zichzelf op.’ Ik kijk naar mijn verloofde, ook hij heeft nu natte oogjes. Ze vervolgt: ‘Rosie is het gewend om buiten te zijn, om lekker vies te worden. Ze is creatief en ondernemend; verzint verhalen en speelt dat na met de andere kinderen.’
Mijn lip begint te trillen.
Mijn lip begint te trillen.
‘Moeilijk he, mama,’ glimlacht juf Gerda.
Ik knik, al ben ik niet overmand door emoties omdat ik het moeilijk vind, maar omdat ik blij ben dat we het goed hebben gedaan. De eerste vier jaar zijn de belangrijkste jaren in de ontwikkeling van een kind, en ik, wij deden het goed. Als een achtjarige met rapport vol negens lach ik nu breeduit.
‘En nu naar de basisschool!’ roept mijn verloofde.
‘Ze gaat het er fantastisch doen, ik weet het zeker,’ zegt Gerda.
Ik sta op en geef haar een knuffel. ‘Mama, jij zult het ook fantastisch doen,’ zegt ze.
Ik kijk door het raampje naar de klas en zien hoe onze dochter vrolijk stuiterend haar roze koeken uitdeelt. En dan weet ik het ook zeker: onze avonturenroman gaat verder en het wordt fantastisch.
Geen reacties