Elsbeth is moeder van Keet (17) en Teun (11). Keet die afgelopen zomer in Japan was en gisteren weer op reis ging.
Uit het niets zat ik te huilen op de bank. Deze had ik niet zien aankomen. Henno keek me aan en zei nadrukkelijk: ‘Wees straks wel blij voor Keet hè, want dit is voor haar echt belangrijk.’ ‘Ja dat weeheet ik, – snif- en dat lukt ook wel, maar nu komt het opeens even binnen,’ snotter ik tot m’n eigen verbazing.
Het was eind januari. Ik had twee minuten eerder een mail geopend waar Keet al even op wachtte. ‘Henno!’ had ik m’n man geroepen die in de keuken stond. ‘Keet heeft een uitnodiging voor de XGames!’
Vlak daarna viel mijn oog op het woord ‘Japan’ en schoten er vanuit mijn tenen – hop – tranen m’n hoofd in en m’n ogen uit. Japan. Waar ze deze zomer zonder ons was. Voor de Olympische Spelen. Waar ik haar vol vertrouwen heen liet gaan, maar waar het spannend werd toen haar teammaatje geheel onverwacht positief werd getest, het quarantaine-‘hotel’ in moest en zo na jaren trainen de Spelen mistte. Waar ook Keet elke dag werd getest. Elke dag zat ik in spanning thuis, bang dat m’n zestienjarige moppie ook ‘in handen’ van de Japanse autoriteiten terecht zou komen, dat ze toch niet die vlag zou dragen, de wedstrijd zou missen en ruim tienduizend kilometer van ons vandaan moederziel alleen in een kaal kamertje zou zitten. Ik kon pas weer eten toen ze elf dagen later veilig terug was.
Maar dat ligt allemaal ver achter ons. Ik eet al maanden weer, Keet is alweer een paar keer – met en zonder ons – op reis geweest en de Olympische Spelen zijn vooral een verzameling waanzinnige herinneringen en spannende anekdotes. Dacht ik.
Het huilen duurde niet lang.
Het huilen duurde niet lang. Ik herpakte mezelf en bedacht dat het nu heel anders zou zijn. Ze zou samen met haar vader gaan en die hele hysterische covid-situatie zou niet meer zo hysterisch zijn. Dacht ik.
Want we zijn drie maanden en 369 formulieren, 88 mails, 74 zelftesten en twee negatieve pcr—testen verder. Maar… ik schrijf dit terwijl Keet en Henno in de lucht hangen. De eerste levels van de ‘Ze Gaan Naar Tokyo-Game’ hebben we genaild.
Hoewel de maatregelen om Japan in te komen nog net zo pittig zijn als vorige zomer, staan we er nu gepokt en gemazeld in. Visums regelen? Met vallen en opstaan hebben we geleerd hoe dat moet. Onze mailbox hielden we wekenlang met haviksogen in de gaten, om geen essentieel formulier of instructie te missen. Dat de enige vlucht die paste in het schema een paar weken van tevoren geannuleerd werd, ook daar schoten we niet meer gelijk van in de vlekken. Dat de inkt op zou zijn, zodra we die belangrijke papieren moesten uitprinten, ook daar hadden we dit keer rekening mee gehouden. Dat 70% van de formulieren in het Japans waren opgesteld, daar lachten we maar om.
‘Als we bij aankomst alsnog positief getest worden dan moeten we toch dat quarantainehotel in,’ zei Keet afgelopen week tussen neus en lippen door. ‘Moeten jullie bij aankomst nóg een keer testen?’ vroeg ik met slechts licht overslaande stem.
Vanmiddag zwaaiden we ze uit.
Vanmiddag zwaaiden Teun en ik ze uit. En dat deed ik tóch weer vol vertrouwen. Minder naïef dan afgelopen zomer, dat wel. Want nu weten we wat er eventueel kan gebeuren. Hoewel we het al minstens twintig keer hebben afgeklopt, gaan ze dit keer op pad met een plan voor het worst case scenario. ‘Als het toch gebeurt ga ik tien dagen leren voor mijn eindexamen,’ aldus Keet. ‘En ik koop een gitaar voor haar,’ vult Henno aan. We zwaaiden ze uit, haalden daarna vrolijk een Hema-hotdog en reden naar opa en oma.
Terwijl ik dit blog plaats hangen zij in de lucht boven Azerbaijan. Nog negen uur en dan zijn ze op Japanse bodem. Ik eet en ik adem nog, ik heb niet hoeven huilen en ik heb het vermoeden dat ik zo ook best lekker slaap. Maar duimen jullie straks toch even mee voor die allerlaatste check?
Geen reacties