Daniëlle is getrouwd met Jos en moeder van twee jongens en een meisje.
‘De uitslag is binnen’, zeg ik tegen mijn man als ik de e-mail van de kinderpsycholoog zie binnenkomen. Ik open het verslag van het hoogbegaafdheidsonderzoek dat is uitgevoerd bij Mads en ik moet gewoon huilen.
Twee weken daarvoor stond ik bij de deur van het klaslokaal. ‘Mads heeft op zijn CITO rekenen alleen maar vraagtekens ingevuld’, zegt de juf als ik haar vraag hoe het met hem gaat in de klas. ‘Hoe doet hij dat dan bij de methodetoetsen?’ vraag ik. Ze vertelt dat hij die wel gewoon maakt. ‘Maar ja, de CITO’s zijn wel heel anders’, voegt ze toe. ‘Oefenen jullie die ook?’ vraag ik. ‘Nee, dat mag niet’, zegt ze. In mijn buik gaan de alarmbellen af. Want alles wat anders is dan dat hij gewend is, vindt hij lastig. Iets dat school ook weet.
Mads is mijn oudste zoon. Sinds hij baby is merken we al aan hem dat hij anders reageert dan kinderen om ons heen. Hij wilde niks missen en klom met zes weken al uit de draagzak. Een hele dag thuis zijn toen hij dreumes was? Beter van niet. Naar buiten op ontdekking, dat is wat hij het liefste deed. Ontzettend vermoeiend vond ik het. En het was ook iets dat regelmatig botste met zijn behoefte aan rust en structuur. Al heel jong leerden we dan ook een driftige kant van hem kennen. Een kant die me regelmatig in tranen bracht omdat op die momenten geen enkele pedagogische tip hielp.
Hij kan nog niet tot tien tellen.
Het werd beter toen hij meer woorden kon zeggen. En toen mocht hij naar school.
‘Hij kan nog niet tot tien tellen’, zei de leidster van het kinderdagverblijf toen ze mijn man het overdrachtsrapport voor school gaf. ‘Wat? Nog niet tot tien tellen? Hij telt tot tien in het Engels!’ zei hij. Met grote ogen keek ze hem aan. ‘Nou, dat doet hij hier echt niet hoor.’
Na de eerste twee weken kleuterschool lieten we hem steeds vaker met tranen achter. ‘Hij wil zijn werkjes niet maken en is vaak ook een beetje clownesk’, hoorden we vaak. Ik voelde dat het niet klopte. Hij was al jong geïnteresseerd in van alles. Leerde schaken toen hij vier was. Bouwde zelf Lego vanaf de instructieboekjes. Onthield alle informatie die hij hoorde in filmpjes van Freek Vonk.
Het is nooit gezien.
Eigenlijk had ik in de kleuterklassen mijn onderbuikgevoel al meer ruimte moeten geven. Hoe vaak hebben we wel niet gevraagd of Mads onderpresteert? En of zijn gedrag veroorzaakt werd doordat hij niet voldoende uitgedaagd is en een andere leerstijl heeft? Het is nooit gezien. Wat we wel zagen was een jongetje dat zodra hij thuis was schreeuwde, met spullen gooide en zijn broertje soms te lijf ging. Was ik wel de juiste moeder voor hem? Kan ik hem wel opvoeden? Het maakte me onzeker.
Totdat ik in contact kwam met een psychomotorische therapeut die bevestigde hoe gevoelig Mads is. ‘Mads heeft lange voelsprieten waarmee hij veel prikkels opvangt’, zei zij. Zijn hoofd zit daardoor snel vol en dat kon hij toen nog niet verwerken en dat uitte hij in explosief gedrag. Een jaar psychomotorische therapie heeft geholpen om daarmee te leren omgaan, maar er klopte er nog steeds iets niet.
En nu lees ik die mail met het verslag van dat onderzoek en zie ik dat er eindelijk iemand is die mijn kind ziet zoals hij echt is en die ons onderbuikgevoel bevestigt. Conclusie in het kort: Mads is hartstikke hoogbegaafd en zijn manier van leren sluit helemaal niet aan bij het huidige schoolsysteem. Lost dat iets op? Niet gelijk. Een zoektocht is daarmee begonnen, maar nu wel eentje in de goede richting.
Geen reacties