Natanja blogt over haar leven als moeder van een zoon van 11 en een dochter van 13. En over zichzelf natuurlijk 😉
Twee dagen voordat de zomervakantie zou starten kwam eindelijk de verlossende mail. ‘We hebben plek voor jullie dochter, komen jullie kennismaken?’ Na een plotseling afgezegde kennismaking want ‘helaas, bij ons is toch geen plek’, en vervolgens twee dagen tussen de bedrijven door verbeten mails sturen, rondbellen, met stijgende frustratie afwisselend moedeloze en opgefokte (voice-)apps sturen naar mijn man, nagelbijten en proberen de moed erin te houden, wetende dat ze uiteindelijk wel ergens terecht móest komen, vonden we een nieuwe school voor onze dochter.
De volgende ochtend stappen we gedrieën, man, dochter en ik, een gigantisch, vrijwel leeg, schoolgebouw binnen. Er wordt al geen les meer gegeven. Een enthousiaste coördinator komt ons glimlachend tegemoet, prijst de stevige hand van mijn dochter en troont ons mee voor een kennismakingsgesprek. Daar zit ik dan, in het lokaal waar Nederlands wordt gegeven, tussen poëzieposters en een portret van Multatuli, hopende dat hij na dit gesprek niet alsnog zal zeggen dat we toch niet welkom zijn.
Daar gaat je first impression, dit is niet hoe je jezelf verkoopt.
‘Vertel eens’, vraagt hij mijn dochter. ‘Je bent hier niet voor niets terechtgekomen, wat was de aanleiding voor de schoolwissel?’ Ze start haar antwoord met ‘ik heb eigenlijk geen motivatie en ik vind weinig aan school. En dat ging dus niet goed.’ Ik krimp ineen. Nee, denk ik, nee, daar gaat je first impression, dit is niet hoe je jezelf verkoopt. De coördinator lacht. Uit zijn geamuseerde reactie proef ik dat hij een dergelijk verhaal niet voor het eerst hoort. Toch besluit ik in te breken. Omdat ik ook een visie op het verhaal heb. Omdat ik niet wil dat mijn dochter zichzelf neerzet alsof het allemaal aan haar heeft gelegen. Ik vul haar verhaal aan, hij luistert geduldig. Wendt zich dan weer tot mijn dochter. ‘Het klinkt alsof je nog op zoek bent naar wat voor jou het juiste pad is. Dat is niet erg. Dat pad mag je hier bij ons verder gaan bewandelen.’
Zeven weken later is het zover. Het schooljaar is gestart. De dag voor de eerste lesdag benadert de school ons dat ze dochter graag een zachte landing willen geven. Hoe zou het klinken als iemand haar opwacht in de hal, zodat ze niet zelf op zoek hoeft naar het juiste lokaal? Ik antwoord opgelucht dat we daar dankbaar gebruik van maken.
Zou ik nerveuzer zijn dan zij?
‘Fiets je mee mam?’ vraagt mijn dochter, een dag later. ‘Ik wil nog niet alleen.’ ‘Tuurlijk!’ antwoord ik, gekunsteld opgewekt. Zou ik nerveuzer zijn dan zij?
Als we een paar uur later samen het schoolgebouw naderen, krioelt het van de kinderen. Even vallen we allebei stil – het contrast met het rustige gebouw op de kennismakingsdag is groot. ‘Kunnen we nog omdraaien?’ oppert mijn dochter. Toch lijkt ze zich niet heel ellendig te voelen. Ik mag zelfs mee naar binnen. We vinden haar begeleidster, dus ik kan vertrekken. ‘Dag meis,’ zeg ik. Mijn stem trilt licht. ‘Je kunt het. Ik zie je straks weer.’
Dan loop ik naar buiten. Meer aandeel in deze zachte landing heb ik niet. Vanaf nu moet ze het zelf doen.
Geen reacties