we zijn er bijna
Kleuter, Lees

We zijn er bijna

Marloes is moeder van Willem (7 jaar) en Guusje (5 jaar) en blogt over haar rommelige en drukke leven.

‘Mama ik wil niet meer verder’, met een zielig doorweekt gezichtje kijkt ze naar me op als ze abrupt stil blijft staan. De vader achter me kan nog net op tijd uitwijken anders had hij nu mijn oog aan zijn paraplu hangen. ‘We kunnen nu niet stoppen lieverd, doorlopen hoor, anders gaat iedereen botsen.’ Ik kijk naar de treurige stoet achter ons. Honderden sjokkende schouders met paraplu’s, capuchons en vooral regen. Heel. Veel. Regen. ‘Kijk, daar is de stempelpost, we zijn op de helft!’

Onder een afdakje doen vrijwilligers een poging om doorweekte stempelkaarten te stempelen en worden de wandelaars beloond met een snoepje. In het gedrang verliest mijn dochter haar kaart, de paniek slaat toe en gillend stort ze zichzelf tussen de natte benen en schoenen op zoek naar de kaart. Tranen, regen en snot druipen van haar gezicht als ze me de overblijfselen van haar heilige stempelkaart in mijn handen drukt. ‘Het komt wel goed, we vragen op school wel een nieuwe.’

Mijn kleine loper vermant zichzelf

Mijn kleine loper vermant zichzelf en doet een dappere poging haar gezicht droog te vegen. ‘Zijn we echt op de helft mama? Hoe lang moeten we dan nog?’ Ik kijk naar mijn schoenen waar bij elke stap luchtbelletjes uitkomen, mijn sokken zijn doorweekt, er schuurt iets op mijn hiel. Zal ik mijn man bellen en vragen of hij ons komt ophalen? ‘Ja, echt waar Guus, nog maar iets meer dan een half uurtje en dan zijn we er al!’

Werkelijk alles moet ik uit mijn zakken halen om mijn dochter -en vooral ook mezelf- te motiveren om verder te lopen. Nog maar een snoepje, dan nog een liedje, een spelletje, hier neem al het snoep ook maar. Hoe dichter we bij school komen, hoe vaker we worden ingehaald. Inmiddels is er geen stukje huid droog meer, zelfs mijn bh is bereikt door de stortregen. Mijn kleuter sleep ik inmiddels als een zak cement achter me aan.

Morgen loop je maar met je vader

Als we eindelijk de finish bereiken en dan toch nog het avondzonnetje doorbreekt, wil ik bijna huilen van opluchting. ‘We hebben het weer gehaald, Guus!’ Ik geef haar een knuffel en zet haar in de bakfiets. Met een grote glimlach kijkt ze me aan. ‘Ik vond het zó leuk mama, gelukkig moeten we nog twee avonden!’ Heel gelukkig, denk ik bij mezelf, maar morgen loop je maar lekker met je vader.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter