Lees

Wanhoopspogingen

Als Zora haar zin niet krijgt, iets niet mag, iets niet lekker vindt of gewoon boos is om iets, ik weet het ook niet altijd, gaat ze huilen. Niet zomaar een beetje piepen, nee, echt heel hard. Met heel veel snot, kabaal en tranen en dat meerdere malen per dag.

Ik weet eerlijk gezegd niet zo goed hoe ik daar mee om moet gaan.

Negeren helpt niet. Vragen of ze wil stoppen met huilen ook niet. Zéggen dat ze moet ophouden. Half gillend smeken of ze alsjeblieft wil stoppen. Aardig zeggen dat ze even iets anders moet gaan doen. Heel hard ‘Stoppen nu!’ schreeuwen. (Die werkt wel! Soms;-) ) Geduldig op mijn hurken uitleggen dat ze nu niets krijgt en lekker met haar pop moet gaan spelen. Haar toch haar zin geven (Die werkt ook, trouwens!).

Geen van deze wanhoopspogingen voelt tot nu toe echt bevredigend.

Ik leg mijn oor maar eens te luister bij de vaste crècheleidster van Zora. Zij vertelt me dat als bij kleine kinderen emoties de overhand nemen – lees: honger hebben, maar dan echt, iets willen drinken, nu, gewoon hun zin willen, gefrustreerd zijn – de taal weg klapt.
Ah.

Dus er bij Zora op hameren dat ze gewoon moet zéggen wat ze wil heeft niet zoveel zin. Sterker nog, het heeft  het tegenovergestelde effect. Volgens diezelfde leidster moet ik Zora op zo’n moment toch vooral troosten. Juist omdát ze niet kan zeggen wat er aan de hand is en ze zich onbegrepen voelt.
Uhm?

Dus als Zora zich in mijn ogen volledig onterecht ter aarde stort, zeg ik tegen haar: ‘Ach schatje, kom maar hier, niet huilen, hoor!’ Voor mijn gevoel geef ik haar dan precies wat ze wil. En iets in mij zegt me dat ik dit meisje niet te vaak haar zin moet geven.

Toch zet het me aan het denken. Zelf kan ik – als ik heel boos ben – ook bijna niets zinnigs meer zeggen. Dan zeg ik heel onredelijke dingen en kan niemand mijn argumenten meer volgen. Het enige wat ik dán nodig heb, is iemand die me ziet. Die me het gevoel geeft dat ik gehoord word. Die mij serieus neemt. En me een knuffel geeft, voor mijn part.

Bij de eerstvolgende woede-uitbarsting van mijn dochter breng ik mijn eigen wijsheid meteen in praktijk. Mevrouw heeft haar zinnen gezet op een cracker met pindakaas, maar ik vind dat ze eerst een bruine boterham moet eten. Met worst.
Ferm schudt ze haar hoofd. ‘Nee, krekker!’
Ik schud mijn hoofd met haar mee. ‘Nee Zora, eerst een boterham.’
‘Krekker?!’ vraagt ze nog een keer terwijl ze lichtelijk wanhopig met haar armen in de lucht begint te zwaaien. Bij mijn tweede nee word het haar allemaal te veel en begint ze onbedaarlijk hard te huilen.

‘Lieverd,’ zeg ik rustig. ‘Ik heb je gehoord. Echt.’

De stilte die daarop volgt is bijna oorverdovend.  Ze rent naar het raam en wijst naar de lucht. ‘Kijk mama, een gogel!’

Ik haal opgelucht adem.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter