Lees

voorpret

‘Maar, mama?
‘Ja Quin?’
‘Gaan we nou vrijdag al naar de camping???’
Dit is niet de eerste keer dat hij het vraagt.
‘Nee, schat. We gaan éérst naar het hotel. En daarna gaan we naar de camping.’
‘Maar jij had gezegd dat we eerst naar de camping zouden gaan!’
‘Nee, Quin.’
‘Jawel, en toen zei je dat we daar vrijdag aan zouden komen.’
‘Misschien heb je het verkeerd begrepen, Quin?
‘Nee. Dat heb je wél gezegd.’ Boos slaat Quin zijn armen over elkaar. Dit gezichtje heb ik de afgelopen dagen al vaker gezien.

Eigenlijk wil zeggen dat hij niet zo boos moet doen. Dat ik ook probeer alles zo goed mogelijk uit te leggen en dat ik het niet leuk vind als hij zo doet.
Ik zucht.

Op tijd bedenk ik me dat hij – zoals altijd vlak voor een vakantie – behoefte heeft aan een heleboel duidelijkheid. Want hoe onduidelijk kan een vakantie zijn? Je weet niet wáár je heen gaat. Je weet niet hoe het hotel of de tent eruit ziet. Je weet niet waar je slaapt, hoe het er ruikt. Of het er wel leuk is, of er niet teveel wespen zijn, of het er niet te warm is, of het eten lekker. En dan hebben we nog niets eens ons hoofd gebroken over de reis ernaartoe.

Soms vergeet ik het in alle drukte. Dat hij precies wil weten waar hij aan toe is. Zodat hij er langzaam een beetje aan kan wennen. Dat hij het een heel klein beetje voor zich kan zien. Dat hij er alvast zin in kan krijgen. Dat hij zich erop kan verheugen, net zoals ik. De informatie die ik hem nu blijkbaar verschaf, roept alleen maar meer vragen bij hem op. En dat maakt hem nukkig.

Ik stel voor dat ik van de drie plekken waar we heen gaan foto’s laat zien op de laptop en pak de kaart van Frankrijk er alvast bij. Dezelfde kaart die we vorig jaar bij een benzinestation kochten zodat hij precies kan zien waar we waren en hoever we nog verwijderd waren van onze eindbestemming. Eén voor één ga ik de websites van het hotel en de twee campings af en laat Quin alles zien: waar we slapen, hoe de camping eruit ziet, en het zwembad, en hoeveel meter we van het strand af zitten.

Ik kijk opzij en zie de frons op zijn voorhoofd langzaam minder diep worden. Opgelucht kijkt hij me aan en vlak voor hij in mijn armen duikt, roept hij: ‘Mam, ik heb zo’n zin om op vakantie te gaan!’ Ik snuif zijn lieve kleine-jongens geur goed in me op.
‘Ik kan óók niet wachten tot het zover is.’

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

2 Reacties

  • Reageer Naomi 24 juli 2019 at 14:49

    Gelukkig is Quin nog gerust te atellen. Dat lukt met onze puberende dochter helaas niet meer. Fotoboeken, picto’s, aftelkalenders maanden was ik er zoet mee om voor haar elke druk zo veel mogelijk weg te halen. En dan had ik een piepklein detail vergeten, sloeg de vlam in de pan en waren de andere twee kinderen zo van slag dat ervan de vakantie weinig nog terecht kwam, we allemaal op onze tenen liepen en doodmoe weer thuis kwamen….
    Sinds twee jaar pakken we het anders aan. We gaan een dag of 4 naar een huisje in Nederland (elk jaar dezelfde) met het hele gezin, buren op veilige afstand. Dan doen we vooral dingen waar zij zich prettig bij voelt en hebben we een strak schema.
    En daarnaast gaan we met de andere twee kinderen een dag of tien naar het buitenland om uit te rusten en bij te tanken. Voor onze dochter hebben we dan opvang. De eerste keer was doodeng, maar inmiddels zijn we allemaal blij met deze mogelijkheid en geeft het ons energie.

  • Laat je reactie achter