Lees, Tiener

Verschillig

Miloe heeft een dochter van 10 en een zoon van 14 over wie we al heel wat blogs hebben kunnen lezen hier op de club. Ze schrijft natuurlijk niet alleen over haar kinderen. Misschien gaat het eigenlijk wel meer over haarzelf.

‘Waarom moesten ze zich eigenlijk uitkleden bij die kuil?’ vraagt mijn tienjarige dochter. Haar toon is luchtig, zeker in vergelijking met het beeld waar we naar kijken, met de schaars verlichte, karig ingerichte ruimte waar ons in bevinden. Ik wilde het Berlijnse Holocaust-museum bezoeken, iets met mijn eigen familiegeschiedenis en een gevoel van verplichting. Van tevoren had ik met name bij mijn dochter benadrukt dat ze niet de hele audiotour hoefde te luisteren, maar ze deed het toch. Soms vroeg ze iets, soms keek ze alleen maar naar de foto’s. Ik had een tijd gedaan over het antwoord op haar vraag over het uitkleden. Want hoe vertel je aan een tienjarige over extreme vernedering, dat oorlog het aller, allerslechtste in mensen naar boven haalt, dat deze soldaten misschien waren gehersenspoeld?

Na een uur blies de knisperfrisse lucht de zwaarte uit mijn hoofd. Mijn kinderen renden tussen de ruim 2700 grijze betonblokken door, betonblokken die samen een nagedachtenis aan de holocaust moeten vormen. Ik dacht aan het citaat van de Italiaanse schrijver Primo Levi dat ik bij de ingang las. ‘Het is gebeurd, dus het kan weer gebeuren.’ Ik dacht aan mijn NSB-overgrootvader, aan Oekraïne, aan de demonstratie waar we bij aankomst in Berlijn met onze neus invielen. Mijn zoon en dochter vonden het nogal interessant, de kartonnen protestborden, Poetin met Hitlersnor, de protestsongs, de kaarsen die werden aangestoken voor de Brandenburger Toren. Waren we daar niet geweest, dan had ik ze meegenomen naar de Amsterdamse variant van het protest. 

Waren ze niet te jong geweest om deze ellende te zien?

Bij de lunch checkte ik hoe ze het museum hadden ervaren. ‘Wel interessant,’ zei mijn oudste. ‘Mag ik een donut?’ zei de jongste. ‘En wanneer gaan we naar de dierentuin?’ Ik leunde achterover. Waren ze niet te jong geweest om deze ellende te zien? Vermoeide ik ze niet teveel met mijn politieke betrokkenheid, met de verhalen over goed en fout? ‘Dat hoort toch bij jou?’ zei mijn man toen ik het hem zachtjes vroeg. Hij heeft gelijk, bedenk ik me en reken de donut af. Mijn huis hoeft niet netjes te zijn. Mijn kinderen hoeven geen hoge cijfers te halen. We hebben niet heel veel regels. Ik wil vooral graag dat ze omkijken naar een ander, dat ze opgroeien tot verschillige, empathische volwassenen die niet oordelen maar vragen stellen, die luisteren, die idealen hebben. 

Die avond zag ik op de socials artikelen langskomen over hoe je met je kind over de oorlog in Oekraïne praat. Ik zag berichten van ouders die schreven dat hun kinderen alle nieuwsberichten uit moesten zetten want het was teveel voor ze. Ik vroeg me opnieuw af of ik mijn kinderen niet ook meer moest afschermen van narigheid. Nee, concludeerde ik, het is er en hoeft niet te worden weggestopt. Als het gaat over Oekraïne, dan krijgen ze via kanalen als TikTok en YouTube al veel te zien, mijn dochter vertelde mij nota bene op donderdagochtend dat de oorlog was begonnen. Ik heb liever dat we het samen bespreken en duiden, en er is nog iets. Veel kinderen zijn van nature betrokken bij anderen die het moeilijk hebben. Zo stond mijn dochter vooraan bij het inpakken van tasjes voor de vluchtelingenkinderen op Lesbos, zal ze nooit zomaar een bedelaar of straatmuzikant voorbij lopen en geeft ze elk zwerfdier aandacht. 

Toen we thuiskwamen uit Berlijn, besloot ze geld dat ze eerder had ingezameld niet te doneren aan de straathonden in Turkije, maar aan Giro 555. En ze wilde armbandjes verkopen om Oekraïne te helpen. Terwijl ik naar Het Journaal keek, knoopte zij strengen blauwe en gele wol aan elkaar. ‘Mam,’ zei ze ineens. ‘Ze moeten het niet steeds over ‘de Russen’ hebben als het over de oorlog gaat. Die mensen kunnen er toch niks aan doen dat ze een alien als leider hebben?’ 

‘Wat goed dat je dat hoort,’ zei ik en pakte ook een streng blauwe en een streng gele wol. ‘Je hebt helemaal gelijk.’

Misschien is het niet de vraag of en hoe we kinderen moeten beschermen tegen narigheid. Misschien is het de vraag wat we van hen kunnen leren.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter