Baby, Lees

Vallen

Een keukentje met pannetjes, een poppenbedje met twee poppen, houten puzzels, een trein, blokken. Er is genoeg om mee te spelen bij het consultatiebureau. Lieve rent direct op een pop af, maar Pepijn blijft even om zich heen kijken of er nog iets leukers dan al dit speelgoed te ontdekken valt.

Dan ziet hij een fietsje. Zo’n mooi houten loopfietsje dat thuis werkeloos in een hoek van de kamer staat. Die dan ‘s nachts, als je een keer met een beneveld hoofd thuiskomt, op onverklaarbare wijze midden in de gang is beland. Mijn dreumes wurmt zijn beentje over het roodgeverfde zadeltje waarbij hij zich niet van de wijs laat brengen door zijn wiebelige evenwicht en stugge luierkont. Hij kreunt en kermt wankelend, zijn tenen blijven haken.
Wij zijn de enigen in de wachtkamer, alleen de assistente zit in een hoekje achter haar bureau. Ze kijkt naar mij. Naar hoe ik op een stoel naar mijn kinderen zit te kijken. Als het Pepijn na een paar seconden, waarin hij steeds hardere woestsnuivende geluiden maakt, nog steeds niet lukt, wordt haar blik vragender. Ik blijf zitten. Dan glipt zijn voet los, schiet door naar de grond en z’n dikke luierbillen ploffen op het zadel. Hij kijkt mij trots aan en zet zichzelf enthousiast af.

Pepijn is nog maar net uitgefietst of hij klimt via de blokkendoos die op de grond staat op een stoel. De assistente kijkt opnieuw. Haar ogen schieten van Pepijn naar mij en weer terug naar Pepijn. Als de frons in haar wenkbrauwen steeds dieper wordt, kan ze zich niet meer inhouden: “Ben je niet bang dat hij valt?”
“Nee,” zeg ik stoerder dan ik ben, “dan troost ik hem. Hij weet best goed wat hij wel en niet kan.”

Ik vraag me af waarom ik zo zelfverzekerd klink. Alsof ik er geen enkel probleem mee heb als mijn zoon straks toch op het zeil stuitert. Ik vind dat Pepijn lekker zelf moet ontdekken wat hij kan. Zolang het niet echt gevaarlijk is wat hij doet, laat ik hem z’n gang gaan, maar de assistente denkt daar duidelijk anders over. Ik twijfel, we zijn hier wel bij het consultatiebureau. Moet ik niet toch de hele tijd met gespreide armen naast hem staan, klaar om hem op te vangen? Moet ik direct ‘nee!’ roepen als hij aan een klimtocht begint? Ik denk aan de dikke lip die Pepijn vorige week had en vraag me af of dat nog een beetje te zien is.

We zijn aan de beurt en ik pluk Pepijn van de stoel. Ik voel de ogen van de assistente in mijn rug priemen en vraag me af wat ze denkt. Heeft ze bewondering voor mijn relaxte houding of vindt ze me onverschillig? Pepijn en Lieve wandelen voor mij uit de spreekkamer van de dokter in. De assistente heeft misschien weinig vertrouwen in mij, ik heb alle vertrouwen in mijn kinderen.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

1 Reactie

  • Reageer Sjoukje - meergeldminderstress 9 september 2016 at 09:10

    Wat jammer zeg, zo’n reactie. Juist op het consultatiebureau zou je dat niet verwachten. Als kinderen nooit de kans krijgen om te vallen, leren ze nooit wat ze allemaal kunnen.

  • Laat je reactie achter