Kleuter, Lees

Slingerend de wijk door

“Hij gaat het echt niet leren als hij alleen maar achterop zit,” zegt de van-proberen-kun-je-leren-moeder op m’n ene schouder. Ik denk aan de 145 botsingen met steeds dezelfde plantenbakken in de straat. “Waarom staan ze dan ook hier mama,” komt er telkens verontwaardigd uit Mads z’n mond. Terwijl hij toch echt zelf steeds de bocht te laat neemt omdat hij verderop van die grote zwarte vogels ziet vliegen.

Samen met Mads naar school fietsen vind ik een van de grootste uitdagingen die er is. Elke keer weer is er de afweging: ga ik dit slingeravontuur aan of kies ik voor veilig achterop?

“Achterop is sneller én veiliger voor jou, je buikbaby en peuter,” zegt de spring-maar-veilig-achterop-bij-mij-moeder op m’n andere schouder. Nu probeer ik die tuthola vaak te negeren, want als ik altijd voor praktisch, veilig en snel kies dan leren die kinderen van mij niks zelf.

“Wil je vandaag zelf naar school fietsen?” vraag ik Mads dan ook terwijl ik z’n antwoord al weet. In no time heeft hij ineens wél zelf z’n jas, schoenen én fietshelm aan en staat hij naast z’n vader in de schuur om z’n blauw met zwarte Loekie te pakken. Zijn broertje en ik zwaaien zijn stralende koppie uit. Dat wordt vanmiddag weer wat als ik hem ga ophalen.

Met z’n helm al op loopt hij die middag de school uit. Hij pakt zijn fiets met een lach van hier tot de Bounty Eilanden en zonder al te veel problemen fietsen we het schoolplein af. “Hé wat ruik ik,” hoor ik Mads achter mij zeggen. En: “Wie hoor ik daar, is dat Loek uit mijn klas?”.

Vanuit mijn ooghoek zie ik hem ineens verdwijnen. “Blijf nou naast me fietsen Mads. Kijk uit! Kijk vooral voor je! Er fietsen hier méér kinderen en mensen,” gooi ik rechts van mij het luchtledige in omdat hij weer niet naast me fietst, maar achter me. Ik zie zijn gele wielen slingeren.

Achter hoor ik twee moeders hun kinderen vragen niet in te halen en rustig achter ‘dat jongetje dat zo z’n best doet’ te blijven fietsen. Lijkt me verstandig, want als hij een mier ziet kruipen staat hij ineens op de rem.

“Oké, stop maar weer even,” roep ik hem toe en ik grijp z’n capuchon. “Kom naast me fietsen en blíjf naast me fietsen Mads. Straks zit je weer tegen een plantenbak aan, kieper je omver tegen een stoeprand of lig je weer in het gras. Naast mij blijven fietsen en vóór je kijken, dat is het enige wat je hoeft te doen.”

Even later fietst hij netjes naast me. En voor me. Schuin achter me. Te kijken naar de laatste blaadjes die van de boom dwarrelen. Luisterend naar dat vliegtuig boven hem in de lucht. Vooral niet luisterend naar wat ik zeg. We zijn bijna thuis.

Hij slingert de bocht om de steeg in, raakt met z’n stuur dezelfde hoek van dezelfde schutting en vangt zichzelf net op met één voet. “Wow, dat was een coole bocht hè mam!”

Ik bijt mijn tong eraf. Op een dag kan hij vast goed fietsen. En tot die tijd houd ik mijn hart vast en blijft die helm sowieso op.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter