Heel zachtjes lopen we naar beneden. In het donker van de nacht. We kijken in zijn schoen. We tellen pepernoten. We controleren de deuren. Kijken door het raam.
‘Mamaaaaa’ hoorde ik een half uur geleden. Een piepklein stemmetje inclusief zeurderige ondertoon fluisterde in mijn linkeroor. Ik opende mijn ogen en zag mijn kleine man naast mijn bed staan. Die kleine man die de avond voor het slapen gaan nog heel blij zijn schoen zette, maar die daar om 03.05 uur in de nacht spijt van had gekregen en mij dit even kwam melden.
‘Ik vind het spannend,’ zegt hij zachtjes.
Ik tikte met mijn wijsvinger op mijn neus. ‘Robot. Moeder. Aan,’ zei ik zoals de robot van Bassie en Adriaan praat, en lachte hier vervolgens zelf om. De kleine man lachte ook en ik dacht: mooi, dan kan ik hem nu zonder al te veel woorden linea recta terug zijn bed in sturen. Maar niks was minder waar. Er volgt een waterval aan vragen uit de vijfjarige mond. Over schoorstenen, hulppieten, het paard en pepernoten.
Hoewel ik normaal genomen om een uur of drie ‘s nachts over een behoorlijke dosis ‘geen gezeur’ beschik, kan ik hem deze nacht niet met al zijn vragen terug zijn bed in bonjouren. Ik zou het bij zijn zusje wel gedaan hebben, maar dit mannetje vergt toch een iets genuanceerdere aanpak.
Dus slopen we samen naar beneden en is het inmiddels half vijf. Ik heb vannacht al meer woorden gebruikt, dan ik de komende dag zal gebruiken. Van ‘Alleen wij hebben een sleutel van ons huis’ tot het opsommen van de ingrediënten van een pepernoot. Van uitleg geven over de functie van de veer op de Pietenmuts tot vertellen welke route de stoomboot gevaren is, met behulp van de wereldkaart.
Half vijf. Een mooie tijd om nog even terug te gaan naar bed. De pepernoten zijn inmiddels op, net als mijn energie en geduld. Met mijn laatste stukje geduld leg ik zijn warme deken zachtjes over hem heen en geef hem een kus. Hij barst in tranen uit. Inwendig vloek ik mijn volledige scheldwoordenvocabulaire en in mijn hoofd wens ik Sinterklaas allerlei ellendige dingen toe. Ik vertel hem gewoon dat ie niet bestaat, besluit ik. Dan zijn we van al het geëmmer af.
Maar ondanks mijn slaapgebrek, frustratie en boosheid op een man die niet bestaat, blijkt een klein gedeelte van mijn hersenpan nog te functioneren. Ik kruip naast het verdrietige mannetje en houd mijn mond. Niet nu. Niet in deze verrotte nacht.
1 Reactie
Oei heel herkenbaar dit. Vooral dat zoeken naar de rust en het geduld. Dochterlief is inmiddels 9 en weet dat hij niet bestaat. Maar het blijft zo spannend. Midden in de nacht, wakker zijn, niet meer willen slapen. In mijn hoofd 100 x tot 10 tellen. Haar matras bij ons op de kamer…. hele diepe zucht, frustratie in mijn hoofd. En dan die rustige ademhaling hoor… lief, klein groot meisje… het blijft een uitdaging