‘Gggggggg!!’ Ik loop achter de kinderwagen door het park en een gans blaast mijn richting op. Terwijl ik van schrik in een grote boog om haar heen loop, zie ik wat ze doet. In de vijver zwemmen allemaal babygansjes en zij is druk bezig al het mogelijke kwaad dat nadert, af te schrikken. Hoe hard ik ook mijn best doe om te laten zien dat ik goed volk ben; haar besluit staat vast. Ik moet het niet in mijn hoofd halen om in de buurt van haar kinderen te komen. Terwijl ik verder loop en zij de omgeving afspeurt naar ander gevaar, begrijp ik haar meer dan ooit tevoren. Dat is op zich niet gek, want ik denk dat alle moeders, of het nou dieren of mensen zijn, hun kinderen willen beschermen. Wat wel vreemd is, is dat uitgerekend ik een gans vertederend vind…
Tot voor de bevalling was ik namelijk helemaal geen dierenvriend. Ik smolt niet bij het zien van schattige puppy’s, begreep de massaal gelikete kattenfilmpjes niet, stond niet op Schiphol om twee reuzenpanda’s te verwelkomen en was blij dat mijn vader al sinds mijn zwangerschap uitkijkt naar het moment waarop hij met Benja naar de dierentuin kan. Hoef ik tenminste niet met hem langs die hokken te sjokken.
Toch lijkt dit een gevalletje ‘mijn leven vóór en mijn leven ná de geboorte van Benja’. Want sinds ik moeder ben, vind ik de hond van de bovenburen die piept als hij alleen thuis is niet meer irritant maar zielig. Heb ik te doen met een muis die in een val is gelopen en sta ik zomaar tien minuten stil bij de kinderboerderij om te kijken hoe een paar lammetjes door het gras huppelen. Om deze omslag te verbloemen doe ik alsof ik daar voor Benja sta. Ik vertel hem dat er in de wei allemaal schaapjes lopen en dat ze BEEEHH zeggen. Zo lijkt het net alsof ik gewoon heel educatief bezig ben. Niemand die van een afstand kan zien dat hij z’n ogen dicht heeft en een half uur geleden al richting dromenland is vertrokken.
Toen ik zwanger was vertelde iemand me dat er na de bevalling een soort beschermlaagje van je afvalt, als een ui waar de buitenste schil van loslaat. Dat gevoelens daarna harder binnenkomen, omdat je zenuwen als het ware bloot komen te liggen. Ik had geen idee wat ik me daarbij moest voorstellen. Nu begrijp ik wat ze bedoelde. Ik lees de krant tegenwoordig vaker niet dan wel omdat ik de verhalen van kinderen onder het puin na een bombardement niet kan verdragen. Als ik op straat een baby hoor huilen loop ik snel de andere kant op, omdat ik me anders niet kan inhouden om hem of haar te troosten. En nu blijkt dat onder mijn zoekgeraakte buitenste laag zelfs een portie dierenliefde schuilgaat.
Het is maar te hopen dat Benja lijkt op de versie van mij voordat hij werd geboren. Want ik ben als de dood dat ik – tegen al mijn eigen verwachtingen in – ja antwoord als hij vraagt of hij een kat, cavia, hond of rat mag hebben.
Geen reacties