Lees

Papa niet lief

‘Mama?’
‘Ja?’
‘Papa is jongen, toch?’
‘Ja, schat.’
‘En mama meisje?’
‘Ja.’
‘Quin ook jongen, toch?’
‘Hhmmm.’
‘En spoekie, ook jongen?’
‘Yep.’
‘Joda (lees: Zora) meisje hè, mama?’
‘Ja, schat.’
‘Want Joda heeft een vagina en papa heeft een pino (lees: piemel).’
‘Klopt.’
En dit gaat de hele dag zo door. Ik denk dat Zora dit rijtje zo vijf, zes keer per dag afdraait. Als ze opstaat, tijdens het kleien, terwijl ze aan het tekenen is, als ze met haar pop speelt. De ene keer wat dromeriger dan de andere.

‘Mama lief, hè?’
‘Ja, mama héél lief.’
‘Papa niet lief, papa jongen.’

Vooral bij dat laatste hoor ik geen enkel vraagteken. De stelligheid waarmee ze het zegt, brengt me van mijn stuk en bijna hardop vraag ik me af hoe ze in hemelsnaam aan die logica komt. Van mij kan ze het niet hebben.
‘Maar papa is toch óók heel lief?’ vraag ik ietwat fel, maar in de hoop dat ze zich realiseert dat lief-zijn en het geslacht toch echt niets met elkaar te maken hebben.

‘Oma is ook meisje, toch?’
‘Ja.’ Ik weet inmiddels wat er volgen gaat.
‘Oma ook heel lief.’
‘Ja.’
‘Opa niet lief, opa jongen.’

In het brein van Zora zijn lief-zijn en meisjes onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als ze voor de zoveelste keer het hele riedeltje opdreunt twijfel ik oprecht of ik haar een ferme les emancipatie en gendergelijkheid moet geven. Of dat ik daar nog even mee moet wachten. Ik ben zelf opgevoed door een heuse dolle mina die vroeger haar vrije tijd vooral in vrouwenhuizen doorbracht. Een beetje feministisch gedachtegoed is er toch wel overeind gebleven.

‘En de molen dan?’ vraag ik nadat ze net iedereen in onze omgeving benoemd en belabeld heeft. We zitten op de fiets en ik wijs haar op een molen waar we langs fietsen. Misschien heeft ze dáár ook wel een heel duidelijk beeld bij.
‘Grote molen jongen!’ roept ze naar mijn idee iets te snel en iets te blij.

Ik zucht. Misschien weet ze zelf ook niet wat ze zegt. En zijn het gewoon woorden. Geen woorden waaraan zoveel emotie en betekenis kleeft, zoals in mijn beleving.
‘Maar waarom is de molen dan een jongen volgens jou,’ vraag ik omdat ik het toch nog niet helemaal los kan laten. ‘Heeft de molen dan ook een pino?’
‘Grote molen niet lief. Mama wel lief. Mama meisje.’ Ik kijk omhoog naar de grote molen met zijn stoere, sterke wieken en om hem goed te kunnen zien, moet ik mijn hoofd helemaal in mijn nek gooien. Binnensmonds grom ik iets over dat ze nog een hoop leren moet, en dat het zo stereotype allemaal niet is.

Ik zet mijn fiets in een hogere versnelling en wijs haar op een schaap in de wei. Gelukkig zet ze ‘schaapje, schaapje, heb je witte wol in.’

Uit volle borst zing ik mee.

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter