Lees

Laat maar

‘Mama? Zijn deze banden echt?’
‘Wat bedoel je met echt, schat?’
‘Nou, of ze echt écht zijn…’
Ik probeer erachter te komen wat hij bedoelt met echt. Want hij wijst naar de banden van zijn vuilniswagen waar maar liefst acht paar banden onder zitten en naar mijn idee zien die er verdomd echt uit.
‘Ik begrijp je vraag niet zo goed. Kun je proberen uit te leggen wat je met echt bedoelt?’
Ik dénk dat hij bedoelt met echt of er net als in echte autobanden lucht zit. Maar hij krijgt het niet voor elkaar om die gedachten in een begrijpelijke vraag te verwoorden. En dat ik dat niet meteen begrijp maakt het er niet beter op.
‘Laat ook maar.’

Ik heb dit soort gesprekken best vaak. Dat ik hem iets vraag, en dat ik een antwoord krijg dat niets met de vraag te maken heeft. Een ‘Wil je een glaasje appelsap?’ ‘Ja graag!’ gebeurt zelden. Meestal krijg ik als antwoord iets in de trant van: ‘Is het weer die appelsap die er uitziet als perensap? Je weet wel, van die keer dat we ergens waren met tante Yasmine en dat we toen in het hooi gingen spelen, en het regende en Zora een beetje ziek was. Je weet wel, die appelsap?’
‘Eeeeh….’

Quin begrijpt mijn vraag vaak ánders dan ik bedoel. Waardoor ik hem weer niet begrijp en het dan allemaal heel verwarrend wordt. Iets schijnbaar eenvoudigs kan ineens heel ingewikkeld worden.

‘Morgen gaan we bowlen, hè? Heb je er een beetje zin in?’
‘Dat weet ik nog niet, mama. Het is toch nog geen morgen?’
‘Maar je weet toch wel of je er zin in hebt?’
‘Nee.’
‘Oh.’

‘Wie is jouw beste vriend, Quin?’
‘Ik heb geen beste vriend.’
‘Helemaal niet?’
‘Nee.’
‘Oh. En Jim en Lars dan? Dat zijn toch je vrienden?’
‘Ja, maar dat zijn er twee.’
‘Dus?’
‘Dus heb geen één beste vriend.’
‘Oké.’

‘Waar naartoe zou jij op vakantie willen?’
‘Gaan we nú op vakantie?’
‘Nee, niet nu, straks, in de zomer.’
‘Maar we zijn toch net naar België geweest?’
‘Ja, dat klopt. Maar dat staat daar toch los van?’
‘Waar los van?’
‘Van wat we in de zomervakantie gaan doen!’
‘Wat heeft dat nu weer met België te maken?’
‘Niets, schat. Laat maar.’

Ik weet onderhand gelukkig wel een beetje hoe Quin werkt. Wat er in zijn hoofd gebeurt. Dat hij kan vastlopen op een enkel woord. Of op een beeld dat hij erbij in zijn hoofd heeft. Maar soms vergeet ik dat weleens.
Zoals die keer dat ik met hem de tafel van twee aan het oefenen was en ik merkte dat hij er nog niet veel van snapte.
‘Maar mama, wij zitten toch altijd met z’n vieren aan de tafel? Waarom heet dat dan de tafel van twee?’

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter