Nieuwe blogger bij de club! Irma is (bijna) moeder van vijf kinderen. Haar zoon Guus is nu 5, haar tweelingdochters zijn 2,5 en ze staat op het punt te bevallen van nóg een tweeling. En dat voor iemand die voorheen had bedacht dat ze niet al te veel kinderen wilde, en zeker niet al te dicht op elkaar qua leeftijd. Ze gaat bij ons op de club delen hoe het haar en haar kinderschare af gaat de komende tijd!
Mijn man heeft me zojuist de wachtruimte in gerold, een nummertje getrokken en me aan het hoofd van de tafel gezet, waar ik de nieuwsgierige blikken op mijn lompe gestalte van de dames naast me probeer te vermijden, want mijn conversatiemodus staat vandaag niet aan. Zelf lopen door de lange gangen van het ziekenhuis is met deze gigantische buik bijna niet meer te doen, dus aan mijn man de schone taak me voort te duwen. Vindt hij niet erg, ik wel.
Ik staar vermoeid naar het scherm boven de tafel, G146, G147, G148, staat er onder elkaar. Ik ben G150 dus het zal niet lang duren vandaag. Mijn ogen voelen dik en prikken nog na van de huilbui die ik in de kamer van de gynaecoloog niet wist te onderdrukken.
Ik ben ruim 36 weken zwanger van mijn tweede tweeling
Ik ben ruim 36 weken zwanger van mijn tweede tweeling, kind nummer 4 en 5. De zwangerschap is de afgelopen 16 weken langzaam geëvolueerd van best pittig naar heel zwaar, naar een enorme worsteling, want ondanks het gebrek aan medische complicaties is mijn lijf deze zwangerschap spuug- en spuugzat. Met name mijn lage rug en mijn schaambeen zouden het liefst hun ontslag per direct indienen. Mijn gynaecoloog wil me beschermen en vindt dat ik niet te stoer mag zijn, maar is ook begripvol en respectvol, en accepteert (nog) dat ik me (nog) niet wil laten inleiden.
Ik heb een helder beeld van wat ik belangrijk vind, waar mijn prioriteiten liggen, heb het bovendien allemaal al een keer eerder gedaan, en om de baby’s een zo goed mogelijke start te bieden wil ik nog even doorbikkelen. Het is een strijd, maar ik ben een strijder.
De gedachten in mijn hoofd voelen zwaar en ik ben op zoek naar iets lichts, maar voor een gesprekje of een geintje met mijn man ben ik te moe. Dan neemt rechts van mij een man van middelbare leeftijd plaats aan de tafel. Hij legt wat spullen op tafel – labformulieren, autosleutels, en een kartonnetje met daarop een bloempotje met daarin wilde afrikaantjes.
Ik kijk met opgetrokken wenkbrauwen naar links naar mijn man
Terwijl ik de afrikaantjes bestudeer – ze zien er ongelukkig uit, hun blaadjes opgekruld en hun kopjes licht hangend – probeer ik een verklaring te vinden voor hun aanwezigheid hier in het laboratorium van het ziekenhuis. Ik kijk met opgetrokken wenkbrauwen naar links naar mijn man en zie dat zijn wenkbrauwen zich op dezelfde hoogte bevinden, oftewel: ook hij heeft geen idee. Even later zien we de beste man zijn afrikaantjes meenemen naar de balie en daarna de prikkamer in, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Onderweg naar huis delen we enkele theorieën over de afrikaantjes en giechelden erom. Ging hij ze aan de prikdame geven? Was het een soort mascotte? Had hij er overheen geplast en vond hij het een geschikt urinemonster? We wisten het niet.
Maar mijn gedachtes voelden minder zwaar en mijn buik daardoor ook.
Geen reacties