Quin staat tegenover Zwarte Piet en kijkt een beetje bedremmeld naar de grond. Piet steekt vrolijk zijn hand naar hem uit: ‘Hey jongen, hoe heet jij?’ Quin deinst nog net niet achteruit, maar houdt zijn hand stevig tegen zijn borst geklemd.
Al vanaf dat Quin klein is, is handen geven een ding. En vanaf dat hij klein is, probeer ik hem al op alle mogelijke manieren zover te krijgen dat hij minstens één keer in zijn leven zijn hand uitsteekt. Het is toch de basis van beleefd zijn: je spreekt met twee woorden, je zegt netjes dank je wel en je geeft een hand. Punt.
Ook andere mensen vonden er iets van. Hij was vast verlaat eenkennig. Of verlegen. ‘Ah, ben je zo verlegen, jongen?’ Onbeleefd vonden ze hem nooit. ‘Laat hem maar even’, zei ik dan vaak terwijl ik mijn hand op zijn schouder legde. Mensen die Quin wat langer dan vandaag kenden, zeiden: ‘Quin is niet zo van de handjes hè? Een boks dan?’ Zo geeft oma hem een soort van boks plus met ingewikkelde handbewegingen erbij en iedereen vindt dat prima.
Maar er zijn in een kinderleven best veel momenten waarop er toch van hem verwacht wordt dat hij een hand geeft. Bij de dokter, de tandarts, iemand die zich voorstelt, de juf. Gelukkig is het handje geven op school een gewoonte geworden en hoeven we niet elke ochtend een strijd te voeren. Maar bij alle anderen blijft hun welwillende hand een paar seconden in de lucht zweven.
Inmiddels is Quin bijna negen. En kan hij zich echt niet meer achter moeders rok verschuilen. Hij weet heus wel dat het netjes is om een hand te geven, maar hij vindt het gewoon niet prettig om mensen aan te raken. En dat moet je diegene óók nog aankijken en dan wordt er vaak óók nog iets ingewikkelds gevraagd. Maar wát er gevraagd gaat worden weet je nooit en dan moet je óók nog antwoorden. Al die onuitgesproken verwachtingen zorgen voor korstsluiting in zijn hoofd. ‘Toe nou, geef die meneer eens even handje!’ heeft dan gewoon geen enkele zin. Wel heb ik hem uitgelegd dat het voor anderen ook best ongemakkelijk is. Zij staan daar met hun uitgestoken hand die vaak nutteloos in de lucht blijft hangen. Mensen voelen zich daardoor ongemakkelijk. Ja, dat zag hij ook wel.
En terwijl Piet voorovergebogen staat, zegt Quin voorzichtig: ‘Sorry, maar ik geef liever geen hand,’ en doet een stap achteruit. Ik barst bijna uit elkaar van trots. Mijn lieve, gevoelige, dappere jongen die soms zo worstelt met alle ingewikkelde omgangsvormen. Piet geeft Quin snel een boks en Quin straalt van oor tot oor. Uit enthousiasme vraagt hij: ‘Mag ik vanavond misschien mijn schoen zetten, Zwarte Piet?’
Piet kijkt me vragend aan en ik weet niet hoe snel ik ja moet knikken. ‘Ja, natuurlijk mag jij je schoen zetten,’ zegt Piet met een brede lach.
Van blijdschap schudt Quin zijn billen vrolijk heen en weer en gooit zijn handen in de lucht.
1 Reactie
[…] boks wil geven en die ander kijkt de andere kant op? Inmiddels is hij negen en geeft hij nog steeds geen hand (ik schreef er eerder een blog […]