Deze week kwam het columnboek van Roos Schlikker uit. Vorig weekend mocht ik al een column van haar plaatsen hier. En vandaag doen we er gewoon nog eentje. (We hebben tenslotte een uurtje extra de tijd…)
Ze kijkt me indringend aan, de juf van mijn oudste. “Jullie zijn zeker benieuwd naar de score?” Van wat? Mijn zoon heeft niets gezegd, schoolformaliteiten ziet hij als een hinderlijke onderbreking van Pokémonkaarten ruilen, wijsvingergraven in zijn neus en zich met veel kabaal ter aarde storten in de hoop dat een leuk meisje oog heeft voor zijn strapatsen. “De citotoets natuurlijk,” roept de lerares.
De citotoets. Mijn kind is vijf. Ik ben al reuze tevreden als hij bereid is zelf zijn kont af te vegen en rechtop in een stoel hutspot te verorberen in plaats van er ondersteboven poppetjes van te boetseren. Maar nee, in de klas zijn uitgebreid zijn taal- en rekenvaardigheden getest. “Maak je niet druk. Hij heeft het geweldig gedaan,” glimlacht de juf.
Ik kan niet ontkennen dat ik opluchting voel, want wat taal betreft voeden wij onze jongens uitdagend op. Over mijn eigen linguïstieke vaardigheden twijfel ik niet. Ik ben Neerlandicaresse, kofschip noch fokschaap heeft voor mij geheimen. Maar ik trouwde een kneiterdyslectische Frans-Canadees die zijn eigen Nederlands heeft ontwikkeld. Zo blijft het woord pinbaampot, eh, poonbijnpaard, ik bedoel panbompiet, néé píjnboompit, een struikelblok. Ook is het voor hem logischer te zeggen dat hij aan te eet is dan aan het eten. Mijn vriendenkring heeft deze grammaticale afwijking overigens overgenomen. Wij zijn allemaal aan te drink, aan te werk of aan te neuk, (het leven in een notendop).
Het komt vast door de liefde, maar ik ben tegenwoordig dol op de creatieve oplossingen die mensen bedenken die een taal niet geheel machtig zijn. Laatst vertelde PVDA-politicus Ahmed Marcouch me dat het in zijn jeugd normaal was dat Marokkanen Amsterdamse markten aanduidden met een nummer. De Dappermarkt was souk 3, de Cuyp souk 16 en de Ten Kate souk 17. Het klonk reuze ingenieus, maar wie had de moeite genomen een heel cijfersysteem op touw te zetten? Marcouch lachte. De nummers correspondeerden simpelweg met de tramlijn die ernaar toe ging. Overigens gebruiken velen uit de tweede- en derde generatie deze aanduidingen onderling nog steeds
Ik vind het mooi, dit soort pragmatiek. Je redden in een taal die niet de jouwe is, vereist altijd intelligente inspanning, hoe handig je er ook in bent. Daarom word ik narrig als mensen mijn man, hoe goedbedoeld ook, toespreken als was het een éénhersencellige peuter met een gehoorprobleem. Luid, overdreven articulerend vragen ze of hij wel Ne-der-lands ver-staat. Ja hoor, hij is je prima aan te verstaan. Hij lult wat raar maar met zijn verstandelijke vermogens is niets mis.
Natuurlijk ben ik blij dat mijn zoon pijnboompit kan zeggen, al was het maar omdat het leven makkelijker is als je verbaal in de pas loopt dan wanneer je noodgedwongen een buitenbeentje bent. Maar hoe hij ook praat, ik zal hem altijd verstaan.
Laatst bracht ik mijn jongste van drie naar bed. Met een klein kraakstemmetje mompelde hij vlak voor hij in slaap viel: “”Mama, ik altijd hou van jou.”
Soms hoeven de woorden niet op de juiste plek te staan.
We rommelen maar wat aan
Deze column komt uit het boek We rommelen maar wat aan. Het columnboek van Roos Schlikker, waarin haar mooiste en meest ontroerende columns over haar moederschap zijn gebundeld. Het boek is hier al te reserveren. De prijs is €12,50. Vorige week plaatste ik al deze wonderschone column uit haar boek.
Zondag 30 oktober: Roos leest voor
Zondag 30 oktober lees Roos om 16.00 uur voor uit eigen werk in Amsterdam bij boekhandel Scheltema. Op zondag in de buurt? Je kunt er gratis en voor niets naar toe. Meer info vind je hier.
Over Roos
Roos Schlikker is columnist (in oa Parool, Kek Mama en Libelle), journalist, schrijfster van boeken (fictie en non-fictie) en toneelstukken. Ze schreef ook mee aan ons boek Van achter het behang tot over je oren.
Geen reacties