‘Die wil ik aan, mama!’ roept Quin en wijst naar zijn kerstcolbertje dat alweer een tijdje onaangeroerd aan een hangertje hangt. Quin begint steeds meer een eigen stijl te ontwikkelen. Zo vindt hij het leuk om colbertjes te dragen. Of een hoedje. Of zijn Franse baret. Maar hoe eigener zijn stijl hoe ingewikkelder het ook wordt. Want mensen gaan daar iets van zéggen. Gaan erop reageren. En dat is voor Quin lastig.
Juist daarom vraag ik me af of een colbert wel zo verstandig is. Ach, waarom ook niet. Er staat dan wel een familiebrunch op de planning, maar ik zie daar niet 1,2,3 een probleem. Hij kent er iedereen en voelt zich er vertrouwd. Bij binnenkomst gaat het direct mis. Zijn ooms, zijn tantes, opa en oma uit Frankrijk, zelfs zijn neefjes lijken zich in één beweging naar Quin om te draaien en roepen allemaal tegelijk: ‘Jee, Quin, wat zie jij er mooi uit!’ en ‘Cool jasje, man!’
Tja, het valt gewoon nogal op zo’n mooi jasje.
Voor Quin is dat duidelijk iets te veel van het goede. Met een angstige blik in zijn ogen vlucht hij de kamer uit. Hij laat zich in mijn armen vallen en speelt verstoppertje onder mijn jas. Ik kan zijn gezicht uittekenen. Boos en verdrietig tegelijkertijd, met tranen die als kleine knikkers opwellen in zijn ogen. Boos op zijn familie die ze zo druk doet en allerlei dingen tegen hem zegt waarop hij geen passende reactie heeft. De verbaasde blikken als hij reageert zoals hij reageert.
En wat moet je ook? Ik ga ook altijd heel gek doen als ik een compliment krijg. Dan ga ik uitleggen waar ik het gekocht heb en dat het zo goedkoop was of juist heel duur. Een kort dank je zou prima volstaan, maar niemand doet dat eigenlijk.
‘Was je even vergeten dat je zo’n grote familie hebt?’ probeer ik Quin grappend uit zijn boze bui te halen. ‘Niet grappig!’ klinkt het gesmoord van onder mijn jas.
‘Maar wat is er dan?’
Quin kruipt langzaam onder mijn jas uit. ‘Ik vind het gewoon spannend.’ Ik snap wat hij bedoelt. Voorbereid op zijn grote familie was hij wel. Op teksten als: ‘hallo’ en ‘hoe gaat het met jou?’ ook nog wel. Maar waar hij niet op gerekend had waren de in zijn ogen hysterische reacties. Het is ook niet niks als je nietsvermoedend een kamer binnenstapt en dan ineens zo in het middelpunt staat.
‘Zullen we dan maar zonder jasje naar binnen gaan?’
Met de buitenkant van zijn hand wrijft hij ruw zijn tranen weg. Vragend kijkt hij mij aan en moedig knikt hij ja. Hand in hand stappen we weer de drempel over. De ooms en tantes staan druk met elkaar te kletsen en zijn neefjes rennen achter een grote bal aan de kamer door. Niemand die op ons let. Zonder jasje is hij weer een van hen. Geruisloos voegt Quin zich bij zijn neefjes.
Geen reacties