“Kijk, mama, daar rijdt een bus. De 392.”
(…)
”Die gaat naar knooppunt Schiphol Noord. Kijk dan, mama.”
“Ik zie het, schat.”
“Jeej, ik zie een harmmmonicabus. Kijk dan! Een gggele gggelede bus.”
(…)
“Mam, kijk dan, een gele harmonicabus. Ma-ham?”
“Ja.”
“De volgende bus komt over priesies één minuut. Zie je, het busje staat er al op.”
(…)
“Mam, zie je dat die bus lacht? Waarom is dat, mama?”
“Omdat ze vrolijk zijn, denk ik, Quin.”
“Maar waarom zitten die spiegels niet op gelijken hoogtens dan?”
“Omdat de buschauffeur met de ene spiegel op de weg moet kijken, en met de andere op het de bushalte of er nog mensen staan.”
“Oh.”
(…)
“Maar ik begrijp het niet. Waarom zit er geen rieclame op de achterkant van die bus?”
“Gewoon. Daarom.”
“Daarom is geen reden, mama.”
Quin gaat het liefst een stukje met de bus rijden. Elke dag. En ik moet mee.
“Mama, wist je dat bussen geen scherpe bochten kunnen maken? Die moeten eerst zo de weg over voordat ze de bocht kunnen maken. Dat wist jij nog niet, hè mama?”
“Nee, dat wist ik nog niet.”
“Kijk, daar rijdt de 308. Die gaat naar Purmerend.”
(…)
“Huh? Die reed daar net ook al. Kijk, is zie wéér een gele. Is dat de Jolanda-bus?”
“Ik denk het.”
“Volgens mij rijdt-ie verkeerd. Buschauffeurs maken ook wel eens een foutje. Net als ik, toch mama?”
“Ja, iedereen maakt weleens fouten, schat.”
Dit is deze week alweer de derde keer dat we in de bus zitten samen.
“Kijk, daar rijdt weer een bus. Ik denk dat ik er vandaag al 56 heb gezien, mama.”
“Ik denk wel meer.”
“Ik zie er nog één! En daar! Kijk, kijk, kijk!”
(…)
“Mama, waarom reageer je niet als ik iets zeg, mama?”
“Ik weet niet zo goed wat ik zeggen moet, lieverd.”
“Wauw, twee harmonicabussen priesies achter elkaar. Waarom doen ze dat, mama?”
(…)
“Kijk, een bus-chauf-feu-se. Dat is al de tweede vandaag.”
“Ze zijn in opmars, denk ik”
“In wat?”
“Laat maar schat.”
Volgende week begint op school het thema beroepen.
Drie keer raden wat Quin worden wil.
Geen reacties