Lees

Stap voor stap

Quin komt op school prima mee. Alleen van de Citotoets bakt hij weinig.

Ik kan me ergens wel voorstellen hoe hij er dan bij zit, met zo’n toets. Ongedurig. Geprikkeld. Geïrriteerd. Onrustig. Zenuwachtig. Omdat de rest van de klas dat ook is. En hij daar dan maar in mee gaat. Wiebelend op zijn stoel omdat hij niet weet wat er van hem verwacht wordt. Omdat hij niet weet wanneer hij klaar is. Wanneer hij zijn boekje mag opendoen. Hoe lang dit nog allemaal duurt. Wanneer de volgende vraag begint. Omdat hij het niet op zijn eigen tempo kan doen. Omdat hij ook nog stil moet zijn én niet mag bewegen.

Die gedachtes en opgelegde nieuwe regels die anders niet gelden leiden natuurlijk alleen maar af. En dan vergeet hij ook nog te luisteren naar zo’n verhaaltje waarin best belangrijke informatie verstopt zit om het juiste antwoord te geven. Maar datzelfde verhaaltje roept óók weer héél veel vragen op.

‘In de bus zitten 62 mensen. Bij de halte stappen 17 mensen uit. Niemand stapt in. Hoeveel mensen zitten er dan nog in de bus?’

Bus? Welke bus? De 319? Die hier door het dorp rijdt? En rijdt hij dan naar Amsterdam Centraal? Of de andere kant op? Of hebben we het over de gele bus? En hoe laat komt hij dan op de halte? Oh, ze zeiden iets over een halte. Iets met 17. Hoe kan er nou niemand instappen? Hoeveel mensen zaten er nou in? Ik wil weer eens met de bus. Straks even aan mama vragen. Help, nu zijn we alweer bij de volgende vraag!

Antwoorden doet hij dus op de gok. En uit de uitslag blijkt dat-ie meestal net het verkeerde kiest.

Voor Quin is een Lego-instructieboekje hetzelfde als een Citotoets. Bij het zien ervan krijgt hij al de rillingen. Omdat hij echt niet in kan schatten hoe lang het nog duurt, hoeveel pagina’s hij nog moet, en het einde lijkt echt oneindig ver weg. Eerst dacht ik dat hij er gewoon geen zin in had. Dat hij gewoon wilde dat ík het Legopakket in elkaar zou zetten, zodat híj er lekker mee kon spelen.
Maar er is iets anders aan de hand.
Door de combinatie van al die kleine Legoblokjes op tafel en het dikke instructieboek met al die pagina’s mist hij het overzicht en ontstaat er kortsluiting in zijn koppie. En daardoor lukt het hem niet om te beginnen.
Ik probeerde hem uit te leggen dat hij niet teveel vooruit moest denken en in het nu moest blijven.
‘Probeer het eens stap voor stap te doen,’ zei ik tegen hem. ‘Ook als je een toets maakt.’
Met zijn hoofd maakte hij een beweging die nog het meest weg had van ja en nee zeggen tegelijkertijd.

‘Hoe vind je het eigenlijk om toetsen te maken?’ vraag ik zo open als ik kan.
‘Gewoon.’
‘Maar vind je het leuk om te doen?’
(…)
‘Of spannend? Of stom?’
‘Het duurt altijd zo láng.’
‘Ja, dat snap ik.’
‘Dan probeer ik het stap voor stap te doen…’
‘Wat goed van je,’ roep ik verbluft uit.
‘Maar dan moet ik van de juf weer gaan zitten!’

 

 

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter