Quin zit met opgetrokken schoudertjes op de bank. Met zijn armen over elkaar geslagen staart hij naar iets wat ik niet kan zien.
‘Wat is er met je, Quin?’ probeer ik. Hij haalt kort zijn schouders op, gromt wat, maar houdt zijn mond dicht.
Ik ga naast hem op de bank zitten en tuur met hem mee de verte in, maar zie niets bijzonders. ‘Ik vind dat jullie Zora veel meer aandacht geven dan aan mij.’ Hij probeert zijn hoofd nog verder tussen zijn schouders te verstoppen, maar dat lukt niet echt.
Ik heb al een tijdje in de gaten dat er iets is. Dat hij een beetje ontevreden is. Bozig. Als zijn vriendje komt spelen en ook even met Zora dolt, komt Quin meteen naar me toe gesneld: ‘Mama, hij komt helemaal niet voor mij! Hij komt alleen maar om met Zora te spelen.’ Ik leg hem uit dat dat echt niet zo is, maar dat zijn vriendje zo’n klein meisje best wel even leuk vindt. Even, benadruk ik. Want zij kan geen politieagent met hem spelen, met graafmachines zandhappen, een treinbaan bouwen en naar de bussen kijken. Dat kan zijn vriendje alleen met hém.
Toen Zora net geboren was, was ik me heel bewust van hoe vaak ik tegen haar zat te kirren en te kraaien en tegen Quin een stuk strenger was. Dan zag ik mezelf van een afstandje boven de wieg hangen en bekeek ik mezelf door zijn ogen. Dat aanzicht moet heel verwarrend zijn geweest. Ik heb dat toen ook getracht uit te leggen. Dat Zora nog een baby’tje is die veel zorg nodig heeft en hij al bijna een puber die niet altijd naar zijn ouders luistert. Ik stelde voor dat we hem ook de hele dag: ‘Ach schatje, kom maar bij mama! Jaaa, goed zo! Laat maar een boertje, jaaa!’ zouden toe lispelen. Maar dat vond hij echt een krankzinnig idee.
Het liefst wil ik nu dan ook roepen: ‘Ik geef jullie allebei evenveel aandacht, wat een onzin! Ik let daar juist zo op!’ Maar dat slik ik snel weer in voordat het over mijn lippen komt. Het kan wel wezen dat ík denk dat ze allebei evenveel aandacht krijgen, blijkbaar ervaart Quin dat toch anders. Dus daarvan in de plaats zeg ik deugdelijk: ‘Ach lieverd, wat goed dat je dat zegt!’ en ik trek hem tegen me aan. ‘Kun je misschien uitleggen wat je bedoelt met aandacht?’
Hij tilt zijn hoofd naar me op en ziet dat ik het meen. ‘Jullie zijn veel strenger tegen mij dan tegen Zora. En worden snelller boos op mij. Ik snap dat niet. En ik vind het gewoon niet leuk.’
Nee, dat is ook niet leuk. Dat ze bijna zeven jaar verschillen en dat ze allebei op een andere manier aandacht vragen doet er voor hem helemaal niet toe. Hij wil gewoon hetzelfde als zijn zusje. En ik zeg hem dat ik dat heel goed begrijp. En dat ik zal proberen wat sneller boos op Zora te worden.
Verward kijkt hij me aan. ‘Grapje,’ zeg ik. ‘Ik zal proberen minder streng tegen jou te doen.’
Quin straalt van oor tot oor. Van trots, én van opluchting.
‘Mama, mag ik dan nu even op Zora’s loopfiets?’
‘Tuurlijk, schat.’
Quin gelooft zijn oren bijna niet.
Blijer kan ik hem niet maken.
Geen reacties