“Mam, het lijkt me echt een goed ideetje als je nu papa belt en zegt dat hij naar huis moet komen,” zegt Benja voor de vierde keer op rij. Terwijl ik het zoveelste excuus bedenk om dat te voorkomen, komt het laatste restje van m’n maaginhoud omhoog. Ik geef me over, zoek Joost’ nummer op in m’n telefoon en geef ‘m aan Benja. “Pap, kom snel hierheen. Mama heeft zo’n hoofdpijn dat ze zelfs moet overgeven.” Nog geen tien minuten later staat hij in de woonkamer.
Ik kon al de hele middag niet uit m’n ogen kijken door de stekende pijn net boven m’n ogen. Toen daar misselijkheid aan werd toegevoegd dacht ik even dat de hel echt bestond. Gelukkig ontpopte Benja zich tot de ideale verzorger.
“Mam, kan ik wat voor je doen?”
“Als je boven een washandje wil pakken, heel graag liefie.”
“Dat is goed hoor mama. De juf zegt altijd dat we elkaar moeten helpen. Daarom help ik jou nu. En als ik ziek ben, help je mij.”
Er schiet door m’n hoofd dat ik ooit geloofde dat kleuters nog niet zoveel leerden op school. Ik zat er niet vaak zó naast. Tegelijkertijd ben ik me bewust van de lessen die ik hem op dit moment leer. Want mijn eerste reactie is dat ik sorry wil zeggen. Omdat ik zo’n hoofdpijn heb. Omdat er weinig viezer is dan iemand anders zien overgeven. Omdat de Duplo-iglo’s die ik voor hem zou bouwen niet van de grond komen. Omdat hij nu voor mij aan het zorgen is. Maar wat voor voorbeeld geef ik als ik mijn excuses aanbied voor iets waar ik zo weinig invloed op heb als dit? Dus geef ik van alles over en slik ik tegelijkertijd een hoop in.
In de categorie ‘hulp vragen’ blijkt het moeilijker om het goede voor te leven. Want ook al blijft Benja zeggen dat we papa nodig hebben, ik bedenk steeds iets nieuws om hem hier niet mee lastig te vallen. ‘Hij is al zo druk schat,’ hoor ik mezelf zeggen. ‘Het gaat vast zo beter’ en ‘Nog een uurtje en dan is hij sowieso thuis, dat red ik wel.’ Tot ik doorheb wat ik hem hiermee laat zien. Want ben ik het zelfs nu ik me zo beroerd voel niet waard om om hulp te vragen? Durf ik zelfs op dit moment niet toe te geven dat ik het niet alleen kan?
Als ik uiteindelijk boven in bed lig hoor ik Joost en Benja beneden praten.
“Dat heb je goed gedaan jongen,’ zegt Joost. “Mama was een beetje eigenwijs, maar je hebt goed ingeschat wat nodig was.”
“Ja pap, ik zei al steeds dat we jou moesten bellen. Want ik dacht: ik wil graag met m’n grote auto’s spelen, maar die staan boven en mama kan ze nu niet voor me pakken. Daarom leek het me een goed ideetje dat jij naar huis kwam. Kun je ze nu even voor me naar beneden tillen?”
Geen reacties