Lees

Vriendschap

‘Mam. Mag ik naar die meisjes?’

Mijn dochter wijst naar een kuil even verderop op het Zeeuwse strand waar we een paar dagen samen vakantie houden. Er zitten twee meisjes van ongeveer haar leeftijd in. 

‘Tuurlijk, maar onthoud je wel waar ik…’

‘Doei!’

De rest van mijn zin verwaait in de wind. Ik kijk hoe ze wegrent, in haar felgekleurde bikini, haar blonde staart die ik niet meer mag maken, dansend op haar rug. Ze gaat naast de meisjes in het zand zitten, die lachend naar haar knikken. Er golft iets warms door me heen.

‘Is dat echt mijn kind?’ fluister ik tegen mezelf.

Mijn negenjarige is geen kat-uit-de-boom-kijk-type zoals haar broer die drie kinderen op zijn feestje meer dan genoeg vindt (‘anders wordt het te druk’), die uit angst voor afwijzing vaak geen initiatief neemt en direct zwaar beledigd uit de appgroep stapt als teamgenoten niet op hem hebben gewacht na het voetballen. Mijn dochter trekt zich de dingen niet zo aan. Ze denkt niet na over een eventuele afwijzing, ze vraagt, gaat en ziet wel waar dat toe leidt. De terugtrekkende bewegingen van mijn zoon doen me denken aan mezelf als meisje, huilend met een kussen over mijn hoofd als mijn vriendin had afgesproken met een andere vriendin. ‘Zie je wel, ik hoor er niet bij,’ vertelde ik mezelf veel te vaak. Mijn dochters totale gemis aan schroom is voor mij nog steeds een klein wonder. 

‘Mag ik mee zwemmen?’ vraagt ze als ze een half uur later weer voor mijn neus staat. Ik leg mijn boek neer. ‘Tuurlijk! Maar misschien moet je even deze hand…’

‘Doei!’ Ze rent achter de meisjes aan naar de zee. De handdoek blijft achter in mijn hand.

Als ze even later met z’n drieën weer voor mijn neus staan, nemen de meisjes afscheid. 

‘We moeten naar huis maar we vonden het heel gezellig! Misschien tot een andere keer!’ Mijn dochter zwaait terug en kruipt rillend tegen me aan. Zij op haar zij, ik op mijn rug.

‘Is Hanneke jouw beste vriendin?’ vraagt ze.

‘Ja, ik ken haar al 25 jaar.’

‘Waarom is zij jouw beste vriendin?’

Ik staar naar de witte baan in de azuurblauwe lucht, een vliegtuigstreep is zeldzaam in deze coronaweken, en denk na over haar vraag. Hanneke is een van die vriendinnen met wie ik een tijd mijn dagelijks leven deelde. We woonden in hetzelfde studentenhuis, en deelden later een etage. Ik heb meerdere vriendinnen overgehouden aan wonen in dezelfde buurt of het delen van een werkplek. Elkaar sowieso tegenkomen, vaak zonder make up, soms na een ruzie, een lastig gesprek of snikkend van het liefdesverdriet, het bleek voor mij een goed recept voor bloeiende, intense vriendschappen. 

De laatste jaren zijn er nieuwe, fijne, lieve, energieke vrouwen in mijn leven gekomen. Ik weet ondertussen wie wel en niet bij me past en trek me dingen niet meer zo aan, maar toch kan een ‘nee’ op een vraag nog steeds onder mijn huid kruipen. Ervoor zorgen dat ik onder mijn kussen wil zwelgen in de ‘niemand vindt mij leuk’ gedachtes. 

‘Hanneke ziet wie ik ben en wil weten hoe het écht met me gaat. Ze neemt geen genoeg met zomaar ‘goed.’ En als er iets is, kan ik altijd bij haar terecht,’ antwoord ik uiteindelijk. ‘Dat is bijzonder.’

Mijn negenjarige is een tijdje stil. ‘Die meisjes hè, dat zijn dus mijn nieuwe vriendinnen,’ zegt ze dan tevreden.   

Het vliegtuigspoor is bijna opgelost. Blijf alsjeblieft altijd zo, denk ik. Zo vol vertrouwen, zo vol enthousiasme, zo zonder angst. En ga altijd op je kussen liggen in plaats van eronder.  

Vorige bericht Volgende bericht

Ook leuk

Geen reacties

Laat je reactie achter